Snelstartgids
Transmittermontage met kop voor montage op afstand
Door temperaturen van meer dan 121 °C (250 °F) bij de membranen van de
sensormodule zal de transmitter beschadigd raken. Op afstand gemonteerde
transmitters worden op de sensor aangesloten via impulsleidingen, zodat de
bedrijfsflowtemperaturen in zodanige mate afnemen dat de transmitter niet
meer kwetsbaar is.
Afhankelijk van de procesvloeistof worden de impulsleidingen op verschillende
wijze gelegd. De inrichting moet geschikt zijn voor continubedrijf bij de in de
pijpleiding heersende druk en temperatuur. Gebruik van een roestvaststalen buis
met een buitendiameter van ten minste 12 mm (
ten minste 1 mm (0,035 inch) wordt aanbevolen. Buisfittingen met schroefdraad
zijn niet raadzaam omdat dan in kleine holten lucht wordt opgesloten waar
uiteindelijk lekkage zal optreden.
De volgende beperkingen en aanbevelingen gelden voor de montagelocatie van
impulsleidingen:
Horizontaal gemonteerde impulsleidingen moeten ten minste 83 mm/m (1
inch/ft) verval hebben.
-
Laat omlaag lopen (richting transmitter) voor toepassingen met
vloeistof en stoom
-
Laat omhoog lopen (richting transmitter) voor toepassingen met gas
Voor toepassingen met temperaturen onder 121 °C (250 °F) moet de
impulsleiding zo kort mogelijk worden gehouden om
temperatuurveranderingen zoveel mogelijk te neutraliseren. Mogelijk is
isolatie nodig.
Voor toepassingen boven 121 °C (250 °F) moet de impulsleiding een lengte
hebben van ten minste 0,3048 m (1 ft) voor elke 38 °C (100 °F)
temperatuurverhoging boven 121 °C (250 °F). De impulsleidingen mogen
geen isolatie hebben, ter verlaging van de vloeistoftemperatuur. Controleer
aansluitingen met schroefdraad nadat het systeem op bedrijfstemperatuur is
gekomen; soms komen aansluitingen namelijk los door de uitzetting en
inkrimping die met de temperatuurwisselingen gepaard gaan.
Voor in de buitenlucht geplaatste installaties voor vloeistof, verzadigd gas
of stoom zal soms isolatie en verwarming nodig zijn om bevriezing te
voorkomen.
Als de impulsleiding langer is dan 1,8 m (6 ft) moeten de hoge en lage
impulsleidingen in een bundel worden gelegd om een gelijke temperatuur te
handhaven. Monteer de leiding in steunen om doorzakken en trillingen te
voorkomen.
De impulsleidingen moeten op een afgeschermde locatie worden gemonteerd,
of aan de muur of het plafond. Gebruik op alle schroefdraadaansluitingen een
buisafdichtmiddel dat geschikt is voor de bedrijfstemperatuur. Monteer de
impulsleiding niet vlak bij hete pijpleidingen of apparatuur.
Voor alle installaties wordt montage van een instrumentkranenblok aanbevolen.
Met een kranenblok kan de gebruiker voorafgaand aan de nulinstelling de druk
egaliseren en de procesvloeistof van de transmitter isoleren.
12
1
/
inch) en een wanddikte van
2
Oktober 2014