Snelstartgids
A
A. Sensordraden
B. Transmitter
Optie 3 (voor een geaarde of niet-geaarde behuizing)
1. Aard de afscherming van de sensorbedrading indien mogelijk bij de sensor.
2. Zorg dat de afscherming van de sensorbedrading en die van de
signaalbedrading elektrisch geïsoleerd zijn van de transmitterbehuizing.
3. Verbind de afscherming van de signaalbedrading niet met de afscherming
van de sensorbedrading.
4. Aard de afscherming van de signaalbedrading aan de voedingszijde.
A
A. Sensordraden
B. Transmitter
Optie 4 (voor geaarde thermokoppel-ingangen)
1. Aard de afscherming van de sensorbedrading bij de sensor.
2. Zorg dat de afscherming van de sensorbedrading en die van de
signaalbedrading elektrisch geïsoleerd zijn van de transmitterbehuizing.
3. Verbind de afscherming van de signaalbedrading niet met de afscherming
van de sensorbedrading.
4. Aard de afscherming van de signaalbedrading aan de voedingszijde.
A
A. Sensordraden
B. Transmitter
12
B
D
C. 4—20 mA-kring
D. Aardingspunt afscherming
B
D
C. 4—20 mA-kring
D. Aardingspunt afscherming
B
D
C. 4—20 mA-kring
D. Aardingspunt afscherming
C
C
C
Grasmaand 2019