Grasmaand 2019
Afbeelding 2. Voedings-, communicatie- en sensoraansluitingen
A
A. Aansluitklemmen sensor
B. Aansluitklemmen voeding/communicatie
3.2
Aard de transmitter
Ongeaarde thermokoppel-, mV- en RTD-/ohmingangen
Elke procesinstallatie heeft specifieke vereisten voor aarding. Gebruik de
aardopties die ter plaatse voor dit specifieke sensortype worden aanbevolen of
begin met aardoptie 1 (de meest gebruikelijke).
Optie 1 (voor een geaarde behuizing)
1. Verbind de omhulling van de sensorbedrading met de transmitterbehuizing.
2. Zorg dat de sensorafscherming elektrisch geïsoleerd is van omliggende
objecten die mogelijk geaard zijn.
3. Aard de afscherming van de signaalbedrading aan de voedingszijde.
A. Sensordraden
B. Transmitter
Optie 2 (voor een niet-geaarde behuizing)
1. Verbind de afscherming van de signaalbedrading met de afscherming van de
sensorbedrading.
2. Zorg dat de twee afschermingen aan elkaar bevestigd zijn en elektrisch
geïsoleerd zijn van de transmitterbehuizing.
3. Aard de afscherming uitsluitend aan de voedingszijde.
4. Zorg dat de sensorafscherming elektrisch geïsoleerd is van de omliggende
geaarde objecten.
5. Verbind de afschermingen met elkaar, zodanig dat ze elektrisch geïsoleerd
zijn van de transmitter.
+
–
B
A
D
B
C. 4—20 mA-kring
D. Aardingspunt afscherming
C
Snelstartgids
11