Snelstartgids
4. Schroef de sensor in de beschermbuis. Installeer afvoerafdichtingen indien
vereist voor zware omstandigheden of om te voldoen aan regelgeving.
5. Schroef de aansluitkop op de sensor.
6. Bevestig de sensordraden op de aansluitklemmen van de aansluitkop.
7. Leg aanvullende sensordraden aan van de aansluitkop naar de transmitter.
8. Bevestig het deksel van de aansluitkop en draai het aan. De
behuizingsdeksels moeten geheel worden vastgezet om te voldoen aan de
vereisten voor explosiebestendigheid.
9. Sluit de sensor- en voedingsdraden aan op de transmitter. Voorkom
aanraking van de draden en aansluitklemmen.
A
A. Transmitter voor railmontage
B. Aansluitkop voor sensor met schroefdraad
C. Sensor met schroefdraad
3.0
Sluit de bedrading aan
De bedradingsschema's bevinden zich op het label boven op de transmitter.
Voor gebruik van de transmitter is een externe voeding vereist.
De vereiste spanning over de voedingsaansluitingen van de transmitter
bedraagt 12 tot 42,4 VDC (de voedingsaansluitingen hebben een nominale
belastbaarheid van 42,4 VDC).
Opmerking
Om beschadiging van de transmitter te voorkomen, dient u ervoor te zorgen dat de
spanning over de aansluitingen tijdens het wijzigen van de configuratieparameters niet
onder 12,0 VDC zakt.
3.1
De transmitter voorzien van spanning
1. Sluit de positieve voedingsdraad aan op de "+"-aansluitklem. Sluit de
negatieve voedingsdraad aan op de "—"-aansluitklem.
2. Draai de aansluitklemschroeven aan.
3. Leg spanning aan (12—42 V d.c.).
10
B
C
D
E
D. Standaardverlengstuk
E. Beschermbuis met schroefdraad
Grasmaand 2019