Afbeelding 23.
RCP neerlaten
5.7
Elektrische aansluiting
Veiligheidsvoorschriften van de vorige paragrafen in acht nemen!
Vóór de inbedrijfstelling moet zorgvuldig worden gecontroleerd of één van de noodzakelijke elektrische
beveiligingen aanwezig zijn. De aarde, nulleider, aardlekschakelaar enz. moeten aan de voorschriften van het
plaatselijke elektriciteitsbedrijf voldoen en door een elektricien op correcte werking worden gecontroleerd.
ATTENTIE
De stroomvoerende systemen in de installatie moeten qua doorsnede en maximaal
spanningsverval met de plaatselijk geldende voorschriften overeenkomen. De op
het typeplaatje van het aggregaat vermelde spanning moet overeenkomen met de
aanwezige netspanning.
Het crimpen van de toevoerleiding en de motoraansluitkabel aan de klemmen van het regelsysteem
moet door een elektricien volgens het schakelschema van het regelsysteem en het aansluitdiagram
van de motor worden uitgevoerd.
De energieleiding moet met een geschikte, trage zekering volgens het nominale vermogen van het aggregaat
worden beveiligd.
In pompstations/ reservoirs moet een equipotentiaalverbinding volgens EN 60079-14:2014 [Ex] of IEC 60364-
5-54 [non-Ex] (bepalingen voor het opnemen van leidingen, veiligheidsmaatregelen aan sterkstroominstallaties)
worden aangebracht.
Bij aggregaten met standaard regelsysteem moet het regelsysteem tegen nattigheid beschermd worden
en in een overstromingsveilige zone in combinatie met een reglementair geïnstalleerd geaard CEE-contact
geïnstalleerd worden.
6006546-03
RCP ingekoppeld
31