6. Bediening
6.1 In-/uitschakelen
Aan:
Toets «ON/OFF» indrukken.
Uit:
Toets «ON/OFF» gedurende 3 seconden ingedrukt houden (handontvanger wordt na 7 minuten auto-
matisch uitgeschakeld als deze niet actief gebruikt wordt).
Draai de voorzijde van de handontvanger naar het laserapparaat en let erop dat het detectievenster
loodrecht op de geprojecteerde lijn staat.
Beweeg de handontvanger omhoog en omlaag totdat een pieptoon klinkt en/of op het display
richtings pijlen zichtbaar worden.
Als het markeerpunt van de handontvanger zich boven de laserstraal bevindt, klinkt een snel pulserende
pieptoon en verschijnt op het display een naar beneden gerichte pijl.
Beweeg de handontvanger conform het display in de pijlrichting naar beneden.
Als het markeerpunt van de handontvanger zich beneden de laserstraal bevindt,klinkt een langzaam
pulserende pieptoon en verschijnt op het display een naar bovengerichte pijl.
Beweeg de handontvanger conform het display in de pijlrichting naar boven.
Bij een aanhoudende pieptoon en/of als alleen de middelste balk nog zichtbaar is, ligt het markeerpunt
exact op de laserstraal.
Nu kunt u met een stift bij de markeerpunten de hoogte van de laserstraal aftekenen. Met de libel kan
de handontvanger verticaal worden gehouden. De markeerpunten aan de linker- en rechterkant liggen
nu op gelijke hoogte.
6.2 Nauwkeurigheid
De handontvanger REC LRD0 / LGD0 heeft twee nauwkeurigheidsklassen. De klasse ‚fijn' (symbool -> -)
met een nauwkeurigheid van 0,5 mm en de klasse ‚grof' (symbool -> =) met een nauwkeurigheid
van 2,0 mm.
Schakel de handontvanger REC LRD0 / LGD0 in.
Druk de toets «ACC» in om tussen de twee nauwkeurigheidsklassen te schakelen.
NL
14