2. Teken een lijn rondom het uitwerpkanaal en kort in
met een zaag.
3. Stel het maaidek in op de gewenste maaihoogte.
4. Schuif het kanaal over de blazeropening en op de
montagebouten
(Figuur
Figuur 29
1. Uitwerpkanaal
5. Laat de kap van de hopper zakken en lijn de buis uit
met het uiteinde van de kap. Bevestig het uitwerpkanaal
met borgmoeren (5/16 inch) en 4 buishouders. Zorg
ervoor dat het brede uiteinde van de beugels naar
achteren gericht is.
29).
2. Buishouders
Gebruiksaanwijzing
Gebruikseigenschappen
(Bij gebruik met een hopper met een inhoud van 255 of 425
liter)
VOORZICHTIG
Als de grasvanger verwijderd is, moet de geleider
gemonteerd zijn tijdens het werk.
Voor de beste prestaties gebruikt u het tractiepedaal zo dat
het motortoerental hoog en vrij regelmatig blijft. Een goede
leidraad is: verlaag de rijsnelheid als de belasting van het
maaimes verhoogt; verhoog de rijsnelheid als de belasting van
het mes verlaagt. Hierdoor kan de motor – met behulp van
de transmissie – bepalen wat de juiste rijsnelheid is en een
hoge messnelheid behouden, wat noodzakelijk is voor een
goede maaikwaliteit, goede zuigprestaties en om gras naar de
hopper te voeren. Als de snelheid van de blazer te laag is, kan
dat leiden tot verstopping. Raadpleeg de Gebruikershandleiding
van het maaidek en die van de tractie-eenheid voor de bediening van
deze twee onderdelen.
GEVAAR
Houd handen en voeten te allen tijde uit de buis, de
blazer en het maaidek.
1. Deze grasvanger is ontworpen voor gebruik in droge
en natte omstandigheden. Maai geen gras dat te lang is,
of de hopper raakt te snel vol.
2. Als u nat, zwaar gras maait, kan het gebeuren dat een
deel van het maaisel niet volledig door de buis wordt
geworpen. Het gat onderaan de buis laat toe dat dit
maaisel uit de buis valt zonder gevaar voor verstopping.
Verlaag in dit geval de rijsnelheid.
3. De bumper die de blazerbehuizing beschermt, steekt
niet ver genoeg uit om te voorkomen dat de grasvanger
een vast obstakel raakt. Blijf ver genoeg uit de buurt
van obstakels om botsingen te voorkomen. Trim
uitsluitend met de linkerkant van het maaidek.
VOORZICHTIG
Zorg ervoor dat de hopper niet tegen vaste
obstakels botst. U moet altijd trimmen met de
linkerkant van het maaidek.
4. Controleer tijdens het maaien regelmatig op ongemaaid
gras of overvloedig maaisel dat op het gazon ligt. In
dat geval kan de blazer of het maaidek verstopt zitten.
Breng de eenheid tot stilstand, schakel de aftakas
uit, stel de parkeerrem in werking en leg de motor
stil. Controleer de buis, de blazer of het maaidek
op verstoppingen. Verwijder verstoppingen met een
stok of een gelijksoortig gereedschap. Controleer de
16