Gelijkstroom meten
Let op
Nooit een spanningsbron aansluiten op de
meetaansluitbussen van de multimeter als een
stroommeetbereik is geselecteerd. Het apparaat kan
hierbij beschadigd raken.
Let op
Zorg dat bij een stroomsterktemeting vanaf 400 mA in
het 10 A bereik een meettijd van 30 seconden niet
wordt overschreden. Anders kan het apparaat door een
te sterke opwarming worden beschadigd.
Vóór elke stroommeting de volgende aanwijzingen opvolgen:
ü Het stroomcircuit is uitgeschakeld. Condensatoren zijn
ontladen.
ü Binnen de meetkring mag geen hogere spanning dan 600 V
(CAT III) ten opzichte van massa aanwezig zijn.
1. Het te controleren stroomcircuit onderbreken en het
meetapparaat binnen dit circuit in serie schakelen met de
verbruiker.
2. De draaischakelaar (2) op basis van de verwachte
meetstroom draaien naar het μA, mA of 10 A bereik (13).
3. De stekker van de zwarte meetpen in de
meetaansluitbus COM (4) en de stekker van de rode
meetpen in de meetaansluitbus V/Ω/mA (3) steken.
4. De spanning bij het meetobject uitschakelen en de
meetpennen op de juiste polen met het meetobject
verbinden (in serieschakeling; rood op plus, zwart op min).
5. Schakel de meetkring weer in en lees de meetwaarde af
op het display.
Opmerking:
Heeft u voor de zekerheid het 10 A bereik geselecteerd, maar is
de meetstroom lager dan 400 mA, het meetcircuit weer
uitschakelen. De rode meetpen in de meetaansluitbus V/Ω/mA (8)
steken en een meetbereik binnen het mA bereik selecteren. Het
meetcircuit weer inschakelen.
Voorbeeld:
NL
Weerstand meten
Waarschuwing voor elektrische spanning
Schakel de stroom van het stroomcircuit uit en ontlaad
alle condensatoren voordat u weerstanden, continuïteit
(doorgang) of dioden meet.
1. Indien mogelijk andere schakelcircuitgedeelten scheiden
van de te meten weerstand, omdat ze de meting kunnen
beïnvloeden.
2. De draaischakelaar (2) naar het hoogste
weerstandsmeetbereik (Ω) ((16), 2000 kΩ) draaien.
3. De stekker van de zwarte meetpen in de
meetaansluitbus COM (4) en de stekker van de rode
meetpen in de meetaansluitbus V/Ω/mA (3) steken.
4. Verbind de meetpennen met het meetobject.
ð Het kan zijn dat het meetapparaat enige tijd nodig heeft
om een stabiele waarde weer te geven. Dit ligt aan het
meetprincipe en is geen storing.
ð De meetwaarde wordt op het display weergegeven.
5. De draaischakelaar (2) naar de stand draaien die het
dichtst in de buurt ligt van de afgelezen waarde, maar niet
lager is dan deze.
ð De meetwaarde wordt op het display weergegeven.
Voorbeeld:
Doorgang testen
Waarschuwing voor elektrische spanning
Schakel de stroom van het stroomcircuit uit en ontlaad
alle condensatoren voordat u weerstanden, continuïteit
(doorgang) of dioden meet.
1. De draaischakelaar (2) naar de stand
2. De stekker van de zwarte meetpen in de
meetaansluitbus COM (4) en de stekker van de rode
meetpen in de meetaansluitbus V/Ω/mA (3) steken.
3. Verbind de meetpennen met het te testen stroomcircuit.
ð Bij gesloten stroomcircuit en een weerstand lager dan
30 Ω klinkt een akoestisch signaal.
ð Bij een open stroomcircuit wordt OL weergegeven op
het display.
multimeter BE47
(15) draaien.
9