BELANGRIJKE AANWIJZINGEN VOOR HET METEN!
Waarschuwing voor elektrische spanning
Er bestaat gevaar voor een elektrische schok bij
ondeskundig gebruik van het meetapparaat!
Volg vóór elke spanningsmeting de volgende aanwijzingen op:
• Leg tussen de aansluitingen resp. tussen de aansluitingen
en aarde nooit een spanning aan die hoger is dan de
opgegeven netspanning van het meetapparaat (zie opdruk
op de behuizing).
• Controleer de meetsstiften op beschadigde isolatie en
doorgang. Vervang beschadigde meetstiften.
• Controleer de isolatie van de aansluitbussen van het
meetapparaat.
• Test vóór het in gebruik nemen de werking van het
apparaat bij een bekende spanningsbron, bijv. een
bekende en veilige 230 V spanningsbron of bij een
bekende en veilige 9 V blokbatterij.
• Sluit als eerste de aan massa liggende meetstift aan en
pas daarna de stroomvoerende meetstift. Ga bij het
verwijderen van de meetstiften in omgekeerde volgorde te
werk, d.w.z. dat u eerst de stroomvoerende meetstift
verwijdert.
• Controleer voor elke spanningsmeting of het meetapparaat
zich niet in het stroommeetbereik bevindt.
• Toont het apparaat direct na het aansluiten op het
meetobject een meetbereikoverschrijding (OL), schakel
dan eerst de stroomkring op het meetobject uit en
verwijder daarna meteen de meetstiften van het
meetobject.
• Schakel tijdens de meting binnen de meetkring geen
motoren in of uit. Door in- en uitschakelprocedures
ontstane spanningspieken kunnen het meetapparaat
beschadigen.
Gelijkspanning meten
1. De draaischakelaar (2) naar het hoogste V DC
spanningsmeetbereik ((17), 600 V DC) draaien.
2. De stekker van de zwarte meetpen in de
meetaansluitbus COM (4) en de stekker van de rode
meetpen in de meetaansluitbus V/Ω/mA (3) steken.
3. Verbind beide meetpennen op de juiste polen met het
meetobject (zwart op min, rood op plus).
ð Bij een negatieve ingangsspanning verschijnt op het
display een min (-) voor de meetwaarde.
ð De meetwaarde wordt op het display weergegeven.
8
4. De draaischakelaar (2) naar de stand draaien die het
dichtst in de buurt ligt van de afgelezen waarde, maar niet
lager is dan deze.
ð De meetwaarde wordt op het display weergegeven.
Voorbeeld:
Wisselspanning meten
1. De draaischakelaar (2) naar het gewenste V AC
spanningsmeetbereik (12) draaien.
2. De stekker van de zwarte meetpen in de
meetaansluitbus COM (4) en de stekker van de rode
meetpen in de meetaansluitbus V/Ω/mA (3) steken.
3. Verbind beide meetpennen op de juiste polen met het
meetobject (zwart op min, rood op plus).
ð Bij een negatieve ingangsspanning verschijnt op het
display een min (-) voor de meetwaarde.
ð De meetwaarde wordt op het display weergegeven.
4. De draaischakelaar (2) naar de stand draaien die het
dichtst in de buurt ligt van de afgelezen waarde, maar niet
lager is dan deze.
ð De meetwaarde wordt op het display weergegeven.
Voorbeeld:
multimeter BE47
NL