Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Buitenluchtinlaat Controleren; Kap In Het Dak Controleren (Indien Gemonteerd); Kanaalsysteem Controleren En Schoonmaken; Storingen Verhelpen - SystemAir SAVE VTC 700 Gebruikershandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

14

| Storingen verhelpen

7.2

Buitenluchtinlaat controleren

Blad en verontreinigingen kunnen het luchtinlaatrooster verstoppen en de capaciteit verminderen. Controleer het luch-
tinlaatrooster en maak deze indien nodig schoon. Het wordt aanbevolen dit minimaal twee keer per jaar te doen.
7.3

Kap in het dak controleren (indien gemonteerd)

De kap in het dak (indien gemonteerd) die is aangesloten op het retourluchtkanaal moet minimaal twee keer per jaar
worden gecontroleerd en indien nodig worden schoongemaakt.
7.4

Kanaalsysteem controleren en schoonmaken

Afzettingen van stof en vet kunnen in het kanaalsysteem ophopen, zelfs als het vereiste onderhoud, zoals het vervan-
gen van filters, correct is uitgevoerd. Hierdoor vermindert de efficiëntie van de installatie.
De kanaalopeningen moeten om die reden indien nodig worden schoongemaakt/vervangen. Stalen kanalen kunnen
worden schoongemaakt door een in heet zeepwater gedompelde borstel door het kanaal te trekken via openingen/
roosters of speciale inspectieluiken in het kanaalsysteem (indien aanwezig).
Het wordt aanbevolen dit om de vijf jaar uit te laten voeren door een erkend bedrijf dat gespecialiseerd is op dit gebied.
8
Storingen verhelpen
Mochten er zich problemen voordoen, controleer dan de hieronder vermelde opties voordat u contact opneemt met uw
servicevertegenwoordiger.
Probleem
Ventilatoren starten
niet
Verminderde
luchthoeveelheid
Maatregel
1. Controleer de HMI op alarmen.
2. Controleer of alle zekeringen en snelkoppelingen zijn aangesloten (netvoeding en
snelkoppelingen voor toe- en afvoerlucht ventilatoren).
3. Controleer dat de weekplanning AAN en functioneert in AUTO mode. De weekplanning
kan UIT instelling met het luchtdebiet ingesteld op UIT (hoofdstuk 5.7).
1. Controleer de HMI op alarmen. Sommige geactiveerde alarmen kunnen het luchtdebiet
verlagen LAAG indien actief
2. De unit zou in de ontdooimodus kunnen staan. Dit verlaagt de ventilatorsnelheid en
schakelt de toevoerluchtventilator in sommige gevallen uit tijdens de ontdooicyclus. De
ventilatoren gaan terug naar standaard positie na het afronden van het ontdooien. Als de
ontdooi functie is geactiveerd, dient er een ontdooi pictogram zichtbaar te zijn op het
startscherm van de APP or HMI.
3. Als de buitenluchttemperatuur lager is dan 0C °(buitenlucht temperatuursensor (OAT)
meet < 0C°kan de buitenluchtcompensatie in werking gesteld worden (als deze
geactiveerd is). De ventilatorsnelheid (aanvoer- of aanvoer-/afvoerventilatoren) worden
lineair verminderd bij een dalende buitenluchttemperatuur.
4. Controleer of de gebruikersmodus die het luchtdebiet tijdelijk verminderd niet
geactiveerd is, bijvoorbeeld WEG, VAKANTIEenz. Controleer ook de digitale ingangen
CENTRAAL STOFZUIGSYSTEEM en AFZUIGKAP.
5. Controleer de instelling van de luchthoeveelheid in de HMI.
6. Controleer de instellingen van de weekplanning (hoofdstuk 5.7).
7. Controleer de filters. Is het vervangen van de filters noodzakelijk?
8. Controleer de openingen/roosters. Moeten de openingen/roosters worden
schoongemaakt?
9. Controleer de ventilatoren en het warmtewisselaarblok. Is schoonmaken noodzakelijk?
10.Controleer of de luchtinlaat van het pand en de dakeenheid (uitlaat) verstopt zijn.
11.Controleer zichtbare kanaalopeningen op schade en/of het opbouwen van stof/
vervuiling.
12.Controleer de openingen/roosters.
21146813 | A004

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave