Bedieningselementen en functies
Projector
1.
Focusring
Hiermee past u de scherpstelling van het
geprojecteerde beeld aan. Zie
beeldformaat en de helderheid
fijnafstemmen" op pagina 36
informatie.
2.
Zoomring
Hiermee past u de grootte van het beeld
aan. Zie
"Het beeldformaat en de
helderheid fijnafstemmen" op pagina 36
voor meer informatie.
3.
Power-lampje (Aan/uit)
Brandt of knippert als de projector wordt
gebruikt. Zie
meer informatie.
4.
MENU/BACK (Menu/Terug)
Hiermee schakelt u het schermmenu
(OSD) in.
Hiermee gaat u terug naar het vorige
schermmenu (OSD), sluit u het menu en
slaat u de menu-instellingen op.
Zie
"De menu's gebruiken" op pagina 49
voor meer informatie.
12
Inleiding
"Het
voor meer
"Lampjes" op pagina 63
1
2
3
4
5
6
7
8
9
I
5.
Aan-uitknop
I
Hiermee zet u de projector stand-by of
schakelt u deze in.
Als de projector op stand-by staat, drukt
u één keer op deze knop om de projector
aan te zetten.
Als de projector aan staat, drukt u twee
keer op deze knop om de projector stand-
by te zetten.
Zie
"Starten" op pagina 32
projector uitschakelen" op pagina 45
meer informatie.
6.
Keystone-/pijltoetsen (
voor
/
Links,
Rechts)
Hiermee corrigeert u handmatig de
vervormde beelden die door de
projectiehoek worden veroorzaakt.
Als het schermmenu is geactiveerd,
functioneren de knoppen als
richtingspijlen om de gewenste
menuopties te selecteren en de
instellingen te wijzigen.
Zie
"Keystone corrigeren" op pagina 37
"De menu's gebruiken" op pagina 49
meer informatie.
10
11
6
12
6
13
6
en
"De
voor
/ Omhoog,
/
Omlaag,
/
en
voor