MAX
3%
2.3 Gedrag bij werkzaamheden aan elektrische installaties met een steiger
8
28. Bij gebruik van de steigers in doorgangsgebouwen, aan onbeklede gebouwen
of op hoeken van gebouwen moet rekening worden gehouden met de wind
om een kantelen van de steiger te voorkomen.
29. Het is verboden, de platformhoogte door gebruik van ladders, kisten of
andere middelen te verhogen.
30. Gereedschap en materiaal mogen slechts naar boven worden gereikt. Houd
daarbij altijd rekening met het gewicht van gereedschap en materiaal, zodat
het werkplatform niet wordt overbelast.
Degene, die de last aanreikt, mag deze pas loslaten als de in ontvangst
nemende collega de last veilig in handen houdt.
31. Steigers met zwenkwielen kunnen na de montage naar de definitieve locatie
worden verreden. De ondergrond mag niet meer dan 3% hellen. Voorkom
botsingen.
Controleer na het verplaatsen opnieuw hoe de steiger staat.
32. Bij het verrijden van de steiger moet er op worden gelet dat er geen
spanningvoerende installatieonderdelen worden aangeraakt.
33. Elektrische apparaten (boormachines e.d.) mogen slechts met lage spanning
(48 V) – met veiligheidsscheiding (scheidingstransformator) of indien zij via
een aardlekschakelaar met een verliesstroom van 30 mA aangesloten zijn op
de steiger worden gebruikt. Pas de voorschriften van BGI 594 toe.
34. Gereedschap en materiaal moeten dusdanig op het werkplatform worden
neergelegd, dat aan de zijkant 20 cm van het werkplatform als doorgang vrij
blijft.
35. Onafhankelijk van het aantal personen mag de toegestane belasting van
de platformen niet worden overschreden (zie "Technische gegevens" op
pagina 9).
36. De horizontale belasting mag niet meer dan 30 kg bedragen (b.v. leunen of
werken aan de muur met een boorhamer).
37. Bij het opbouwen en afbreken moeten de afzonderlijke delen door 2
personen zo dicht mogelijk langs de steiger van naar boven of onderen
worden gebracht.
38. Afhankelijk van de afmetingen van de verrijdbare steiger kan deze door één
persoon worden gemonteerd en gedemonteerd, maar twee personen wordt
aanbevolen.
39. Zorg er bij het monteren en demonteren voor dat alle personen beveiligd
zijn door de S-PLUS reling.
Voer werkzaamheden aan of in de nabijheid van onafgeschermde spanningvoerende
installaties uitsluitend vanaf een steiger uit als
• het installatiegedeelte is vrijgeschakeld,
• het installatiegedeelte is beveiligd tegen herinschakelen,
• bij controle is vastgesteld dat het installatiegedeelte niet meer onder stroom staat,
• het installatiegedeelte via de aardrail is kortgesloten en
• het installatiegedeelte is afgeschermd van belendende spanningvoerende delen.