Montage- en installatievoorschriften
4
1.
Monteer de ventilatie-unit aan een wand of plafond met
voldoende massa (80 kg/m
2.
Zehnder adviseert een geluidsdemper met voldoende
demping te monteren om de gewenste geluidseisen te
halen.
3.
Monteer de luchtleidingen (kanalen) met zo min mogelijk
luchtweerstand en vrij van lekkage. Minimaliseer het
gebruik van flexibele luchtleidingen.
4.
Dop de niet gebruikte openingen aan de aanzuigzijden
af met de meegeleverde doppen. Gebruik voor het
afdoppen van de Ø 160 mm opening het meegeleverde
excentrisch verloopstuk (adapter).
5.
Monteer de aanzuigventielen in de diverse ruimten.
6.
Monteer de gewenste bedrade schakelaars en
sensoren. De wijze van aansluiten is omschreven in de
handleiding die bij deze schakelaars en sensoren hoort.
7.
Schakel de spanning van de ventilatie-unit in.
Binnen een afstand van 1 meter óf maximaal
de lengte van het vaste (of meegeleverde)
netsnoer (zowel drie- als vijfaderig), moet een
wandcontactdoos met randaarde aanwezig zijn.
Gebruik altijd het vaste (of meegeleverde) netsnoer
(zowel het drie- of vijfaderige netsnoer).
Ten aanzien van veiligheidsaspecten géén
verlengsnoer gebruiken.
8.
Meld RF-schakelaars en -sensoren aan. De wijze van
aanmelden is omschreven in de handleiding die bij deze
RF-schakelaars en -sensoren hoort.
Bij meerder RF-schakelaars en -sensoren elke keer
spanning uit en aan schakelen voor aanmelden.
9.
Stel de dipswitches van de ventilatie-unit in. Zie
hoofdstuk 5 ('Inregelen luchthoeveelheid').
10. Regel de aanzuigventielen in. Zie hoofdstuk 5
('Inregelen luchthoeveelheid').
).
2
4.1 Maatschets
Alle maten zijn in millimeters (mm).
77
386
125
20
160
excentrisch verloopstuk (adapter)
van Ø 160 mm naar Ø 125 mm
70
22,5
SECTION A-A
45
125
20
A
A
NL - 5
22