b) Tractorhydrauliek
De hydraulische voorziening
aan de tractor wordt inclusief
de gemonteerde machine in
de bedrijfspositie gebracht.
De magneet wordt aan de
hefarm geschroefd (M5-
schroefdraad boren).
De sensor wordt met het
meegeleverde platte profiel
tegenover de magneet aan een
niet-bewegend onderdeel van
de tractor gemonteerd. De
afstand tussen de magneet en
de sensor (15-25mm) wordt
door middel van de
schroefdraad aan de sensor
ingesteld. Als de hefarm
tijdens het gebruik zo veel beweegt, dat de magneet buiten het actieve bereik van de
sensor raakt, wordt de tweede meegeleverde magneet naast de aanwezige magneet in de
bewegingsrichting gemonteerd (eventueel een klein plat profiel aan de hefarm
bevestigen).
Houd rekening met de maximale afstand tussen de magneten (7 cm). In de
transportpositie moet de afstand tussen de sensor en de dichtstbijzijnde magneet
tenminste 3 cm bedragen.
c) Andere machines
bijvoorbeeld bietenrooiers kunnen op dezelfde wijze worden bewaakt. Volg de
voorschiften onder punt 2.2 en 2.4 na.
d) Als een machine (bijv. sproeimachine, meststrooier) met een hefboom in bedrijfspositie
wordt gebracht, is er ook de volgende montagemogelijkheid:
Schroef de magneet vast aan de hefboom. Monteer de sensor zodanig dat deze in de
bedrijfsstand tegenover de magneet staat.
e) Sensor Y kan bij machines die deze tijdens het werken voortdurend in de bedrijfsstand
staan (meststrooiers), worden weggelaten. Een sensor Y is bijv. ook bij zaaimachines
overbodig, als sensor X (traject) zich aan het wiel van de zaaimachine bevindt. Keren
aan de koppakker wordt niet meegerekend, omdat de machine in geheven toestand is en
het wiel dus niet meedraait.
In deze situaties dient in plaats van sensor Y een kortsluitstekker (voor een voordeliger
prijs) te worden besteld.
4.5
Sensor A, B toerentalbewaking
Het is mogelijk om het toerental te bewaken. In deze sensor bevindt zich een electronische
component die op een magnetisch veld reageert en een impuls naar de boordcomputer zendt.
Er moeten in principe 2 magneten op de te bewaken as worden aangebracht. De magneten
moeten zich op een afstand van 5-10 mm langs de voorkant van de sensor bewegen:
Copyright Müller-Elektronik GmbH & Co.KG,
Montage- en gebruikshandleiding UNIMAT II (10.2012)
Pagina - 13 -