12. Versnellingspook
Deze pook heeft zeven
standen die over een-
stemmen met vijf ver-
snellingen vooruit, de
stand om de versnel-
ling in zijn vrij te zetten
«N» en de achteruitrij-
versnelling «R». Om
van de ene versnelling
naar de andere
te
schakelen mo et u het
pedaal (11) ongeveer
half intra ppen en de
pook over eenkomstig
de gegevens die op het
plaatje staan in de ge-
wenste versnelling zet-
ten.
LET OP!
Het inschakelen
van de achteruitrijversnelling dient bij stilstand te gebeuren.
Bij modellen met hydrostatische aandrijving:
21. Rempedaal
Bij modellen met hydrostatische aandrijving fungeert dit pedaal alleen als
achterrem.
22. Hendel van de snelheidsregelaar
Deze hendel schakelt
de aandrijving van de
wielen in en regelt de
snelheid van de ma-
chine, zowel bij het
vooruit als bij het ach-
teruit rijden.
Bij het vooruit rijden
versnelt de machine
geleidelijk aan door de
hendel richting «F» te
schuiven; om de ma-
chine in zijn achteruit te
zetten moet de hendel
richting «R» worden
geschoven.
De hendel keert automatisch terug naar de vrije
stand «N» wanneer het rempedaal (21) wordt in-
gedrukt.
De hendel kan ook handmatig in de vrije stand worden gezet zonder het pe-
daal te bedienen.
BELANGRIJK
De hendel wordt in de vrije stand «N» geblokkeerd
wanneer de handrem (3) wordt aangetrokken en blijft geblokkeerd zo-
lang de machine op de handrem staat of het rempedaal is ingetrapt.
23. Koppelingshendel van de hydrostatische overbrenging
Deze hendel heeft twee standen die door een plaatje zijn aangegeven:
Stand «A» = Aandrijving vergrendeld: voor alle gebruikscondities, tij-
dens het rijden en het maaier;
Stand «B» = Aandrijving ontgrendeld: een aanzienlijke vermindering
van de inspanning die nodig is om de maaier, met de mo-
tor uit, op eigen kracht te verplaatsen.
BELANGRIJK
eneinde te voorkomen dat de aandrijfunit be-
schadigd wordt, mag deze operatie alleen worden uitgevoerd met een
stilstaande motor, met de hendel (22) in de stand «N».
7 NL