• Benzine/alcoholmengsels
BELANGRIJK
Wanneer u een benzine/alcoholmengsel wilt ge-
bruiken in een Honda maaier, moet het octaangetal tenminste even
hoog zijn als dat, wat wij voorschrijven (86). Er bestaan twee soorten
mengsel: het ene bevat ethyl-, het andere methylalcohol. Mengsels van
het eerste soort mogen niet meer dan 10% ethylalcohol bevatten.
Mengsels van het tweede soort mogen geen methylalcohol (d.w.z. brand-
spiritus) bevatten als daar geen stabilisators en corrosiewerende stoffen
bijgemengd zijn.
Zijn deze additieven aanwezig, dan mag het alcoholgehalte niet groter zijn
dan 5%.
Schade of vermogensverlies wegens gebruik van benzine/alcohol-
mengsels worden niet door onze garantie gedekt. Honda kan het gebruik
van methylalcohol in de benzine niet aanraden aangezien zijn geschikt-
heid als brandstof tot nog toe niet is bewezen.
BANDENSPANNING
Een juiste bandenspanning is nood-
zakelijk om het maaidek geheel vlak
boven het grasoppervlak te krijgen,
zodat u een mooi maaibeeld krijgt.
Schroef de ventieldopjes los en ver-
bind de ventielen aan een perslucht-
machine die voorzien is van een man-
ometer.
De bandenspanning moet als volgt
zijn:
VOOR
1,5 bar
ACHTER
1,0 bar
DE BEVEILIGINGEN (OPVANGBAK OF STEENBESCHERMKAP)
BIJ DE UITWERPOPENING MONTEREN
LET OP!
Gebruik de machine
nooit zonder deze beveiligingen!
LET OP!
Een microschakelaar
zorgt ervoor dat de motor afslaat of be-
let het starten met een ingeschakeld
mes, als de opvangbak of de steenbe-
schermkap niet gemonteerd is. HET IS
ZEER GEVAARLIJK OM DEZE BEVEI-
LIGINGEN EIGENMACHTIG TE VERAN-
DEREN OF DE WERKING ERVAN TE
BEPERKEN!
Til het deksel (1) op en bevestig de opvangbak
door de twee scharniergewrichten (2) in de ga-
ten van de twee steunen (3) te steken.
Als u zonder opvangbak wilt werken dan is er
op aanvraag een steenbeschermkap (4) lever-
baar die gemonteerd moet worden zoals afge-
beeld op de figuur.
DOELMATIGHEIDSCONTROLE VAN DE VEILIGHEIDSSYSTEMEN
Alvorens ieder gebruik dient u de veiligheidssystemen na te kijken op hun
doelmatigheid. Om dit uit te voeren dient u de verschillende gebruikssitua-
ties te simuleren die zijn aangegeven in de tabel op bladzijde 11 en te con-
troleren of, in elke situatie, het gewenste effect bereikt wordt.
CONTROLE VAN HET REMSYSTEEM
Zorg ervoor dat het remvermogen van de machine aangepast is aan de ge-
bruiksvoorwaarden, en vat het werk niet aan als u twijfels hebt omtrent de
doeltreffendheid van de rem.
Als u twijfels blijft hebben ontrent de doeltreffendheid, wendt u zich contact
opnemen met de dealer.
HET MES CONTROLEREN
Controleer of het mes goed geslepen en stevig bevestigd is op de respec-
tievelijke as. Als het mes bot is wordt het gras uitgerukt, waardoor u een ver-
geeld gazon krijgt.
5.2 DE MACHINE STARTEN EN RIJDEN
DE MACHINE STARTEN
GEVAAR!
Het starten moet altijd in de open lucht of in een
goed geventileerde ruimte gebeuren! DENK ERAAN DAT UITLAAT-
GASSEN Z GIFTIG ZIJN!
Voordat u de motor start:
– draai de benzinekraan (1) open,
die u kunt bereiken via de ruimte
rondom het rechterachterwiel;
– Zet de versnellingspook (
modellen met mechanische aan-
drijving) of de hendel van de snel-
heidsregelaar ( bij modellen met
hydrostatische aandrijving) in de
vrije stand «N».
– schakel op hellende terreinen de
handrem in;
– zet de hendel om het mes in te schakelen in de ontkoppelstand («A»).
Nadat u dit gedaan heeft:
– dient u de gashendel, bij een koude motor; in de «CHOKE» stand te zet-
ten zoals aangegeven op het plaatje, of tussen de «LANGZAAM» en
«SNEL» stand als de motor reeds is warmgedraaid;
– steek het startsleuteltje in het contact, draai het sleuteltje in de
«DRAAIEN» stand om de elektrische installatie in werking te stellen, draai
het sleuteltje daarna in de «STARTEN» stand om de motor te starten en
laat het sleuteltje los zodra de motor draait.
Als de motor draait zet de gashendel in de «LANGZAAM» stand.
OPMERKING
Indien de motor niet binnen enkele seconden aanslaat,
blijf dan niet starten om de motor niet te verzuipen en om de accu niet uit
te putten. Zet het contactsleuteltje weer in de «UIT» stand, wacht enkele
seconden en probeer opnieuw te starten. Indien het startprobleem voort-
duurt, raadpleeg dan hoofdstuk «8» van deze hand leiding.
BELANGRIJK
Denk er steeds aan dat de verschillende veiligheids-
systemen het starten van de motor kunnen beletten indien:
– het mes ingeschakeld is
– de koppeling niet in de vrije stand «N» staat;
– de gebruiker niet aanwezig is en de handrem uitgeschakeld is.
Indien men probeet de motor te starten in één van deze situaties, begint
de seinlamp te knipperen.
RIJDEN
LET OP!
De machine is niet goedgekeurd om op de open-
bare weg te rijden. U mag de machine (overeenkomstig het Wegen-
verkeersreglement) alleen op privéterrein gebruiken, dat voor open-
baar wegverkeer afgesloten is.
bij
9 NL