5.3. Inbedrijfstelling CAS 3-TO
Doorloop de volgende stappen om de dakventilator CAS 3.1 TO
correct in bedrijf te stellen:
a) Alle ventielen en/of toevoerroosters dienen maximaal open
staan.
b) Zet de ventilator aan met de werkschakelaar.
c) Meet het debiet in het verst weggelegen ventiel.
d) Doorloop de stappen zoals beschreven in Onderdruk Hoogstand
en Laagstand instellen op pagina 28 en Klokprogramma
activeren of uitzetten op pagina 29 om de regeling, het debiet
en eventueel een klokprogramma in te stellen.
e) Indien de overige ventielen handmatig ingesteld moeten
worden, meet deze en stel ze in in volgorde van afstand tot de
ventilator.
5.3.1. Activeren van een regeling
Er zijn 4 verschillende regelingen mogelijk:
Toerentalregeling
●
Onderdrukregeling
●
Klokregeling
●
0-10V regeling
●
De klokregeling kan gecombineerd worden met de onderdrukregeling, de
toerentalregeling of de 0-10V regeling.
5.3.2. Algemene werkwijze bediening
De dakventilator CAS 3.1 TO is uitgerust met een bedieningsdisplay
op de regelkast. Met dit display kan de ventilator worden ingesteld
en bediend.
1
2
3
4
5
Legenda
1
Hoogstand
2
Laagstand
3
Klokprogramma
4
Onderdrukregeling
5
0-10 V Externe aansluiting
Opmerking
Bij het bereiken van de boven- of ondergrens van een waarde
van een regeling branden ALLE leds kort.
Opmerking
Door vier keer op de Ö toets (8) te drukken, of door 2 minuten te
wachten, komt u weer in het Actuele Statusmenu en kunt u
opnieuw beginnen.
Opmerking
Door gedurende 10 seconden gelijktijdig op de Ñ en D toetsen (6
en 7) te drukken wordt de ventilator teruggezet naar de
standaad fabrieksinstelling: (Onderdrukregeling en hoogstand
actief).
Opmerking
Bij het inbedrijfstellen met een extern 0-10V signaal dient bij het
instellen van de hoogstand de stuurspanning maximaal te zijn.
Opmerking
Bij het inbedrijfstellen met een extern 0-10V signaal dient bij het
instellen van de laagstand de stuurspanning minimaal te zijn.
6
7
8
6
Druktoets Hoger-Omhoog
7
Druktoets Lager-Omlaag
8
Druktoets Bevestigen
25