Klep: 1 = N (–), 2 = LV1 (+)
Eindschakelaar: 1 = COM, = NO, = NC
2
3
2
Bedrading afsluiten
Lektest
1 Gasmagneetklep sluiten.
Om de dichtheid te kunnen controleren, direct
na de klep de leiding afsluiten.
3
5
0
7
9 Dichtheid in orde: leiding openen.
▷ Leiding lek: de platte afdichting op de flens
vervangen. Vervolgens nogmaals op lekkage
controleren.
▷ Apparaat lek: het apparaat demonteren en aan
de fabrikant retourneren.
1
NO
1
1 COM
NC
4
0
6
Magneetklep
openen.
8
0
In bedrijf stellen
Volumestroom instellen
▷ Bij levering is de gasmagneetklep op de max.
volumestroom Q ingesteld.
▷ Inbussleutel: 6 mm.
1
2
3
Q [%] 100
VAS 6, VCS 6
VAS 7, VCS 7
VAS 8, VCS 8
Dop weer stevig vastschroeven om verdraaien
van de aandrijving te voorkomen.
Hoeveelheid startgas bij VAS..L, VCS..L
instellen
▷ De hoeveelheid startgas is met max. 3 omwen-
telingen van de demping instelbaar.
▷ Tussen uit- en inschakelen van de klep moeten
20 s liggen, zodat de demping vol werkzaam is.
▷ 3 mm inbussleutel gebruiken.
▷ Schroef bij de markering "V
losdraaien/niet helemaal uitschroeven.
1
+
NL-5
2
-
+
max.
min.
min.
max.
20
Omwentelingen U min. – max.
10
11,5
13
.
Start" ca. 1 mm
+
-
2
3
+
max. 3 x 360°
U
+