6 Bediening
6.2.6 Systeemmeldingen definiëren
t.b.v. melding
NL
Systeemmeldingen worden met weergave A1 t/m
A20 alsmede E0 op het display van de comfortcon-
troller weergegeven.
Progr.-
Display-
niveau
weergave
7
A01
8
A02
9
A08
10
A10
11
A16
12
A18
13
A19
14
A20
Tab. 5: Via relais programeerbare systeemmeldingen
U kunt de systeemmeldingen A01 – A20 bovendien
via twee potentiaalvrije systeemmeldrelais evalue-
ren. Hiertoe kunt u de systeemmelding aan één van
beide systeemmeldrelais toewijzen.
Systeemmeldrelais met wissel- en maakcontact:
zie aansluitschema's bij „4.7.2 Voeding installe-
ren", pagina 15:
– klem 3: NC (normally closed)
– klem 4: C (aansluiting voedingsspanning
systeemmeldrelais)
– klem 5: NO (normally opened)
De definities NC en NO hebben betrekking op de
spanningsloze toestand. Zodra de lucht/water-
warmtewisselaar op de spanning is aangesloten,
trekt het systeemmeldrelais aan, zodat de relais-
contacten van status wisselen (contact 3 – 4 ge-
opend; contact 4 – 5 gesloten). Dit is de normale
bedrijfsstatus van de lucht/water-warmtewisselaar.
Zodra er een systeemmelding wordt afgegeven of
de voedingsspanning wordt onderbroken, valt het
relais af.
Systeemmeldingen programmeren met waarde
0:
Systeemmelding wordt niet naar het systeem-
meldrelais gestuurd, maar op het display weer-
gegeven
1:
Systeemmelding wordt door relais 1 gemeld
2:
Systeemmelding wordt door relais 2 gemeld
24
Min.-
Max.-
Fabrieks-
waarde
waarde
instelling
0
2
0
0
2
0
0
2
1
0
2
1
0
2
1
0
2
1
0
2
0
0
2
0
Montage-, installatie- en bedieningshandleiding Rittal lucht/water-warmtewisselaar
Een toelichting bij deze systeemmeldingen vindt u
in hoofdstuk „6.2.8 Systeemmeldingen", pagina 25.
Zie ook afb. 20 op pagina 23.
Type resp. plaats van de storing
Behuizingsdeur open
Interne behuizingstemperatuur te hoog
Condenswaarschuwing
Ventilator geblokkeerd of defect
Temperatuursensor interne temperatuur
EPROM
LAN/master-slave
Spanningsverlies
6.2.7 Master-slave-code instellen
Bij het koppelen van meerdere lucht/water-warmte-
wisselaars (max. 10) dient u één warmtewisselaar
als „master" te definiëren en de andere als „slave".
Hiertoe wijst u elke lucht/water-warmtewisselaar
een eigen code (adres) toe. Aan de hand hiervan
kan de warmtewisselaar in het netwerk worden geï-
dentificeerd.
Bij het bereiken van de insteltemperatuur bij één
van de slave-warmtewisselaars of bij deurschake-
laarfunctie meldt de betreffende slave-warmtewis-
selaar dit aan de master-warmtewisselaar, die alle
andere warmtewisselaars uitschakelt.
Opmerkingen:
– Er mag slechts één warmtewisselaar als
master zijn gedefinieerd en de adresse-
ring dient met het aantal slave-warmte-
wisselaars overeen te komen.
– De slave-aggregaten dienen verschil-
lende adressen te hebben.
– De adressen dienen oplopend en
aaneensluitend te zijn.