4 Montage en aansluiting
– Installeer als kortsluitbeveiliging voor kabels en
warmtewisselaar de op het typeplaatje vermelde
NL
trage voorzekering (zekeringsautomaat K-karakte-
ristiek, motorbeveiligingsschakelaar resp. trafobe-
veiligingsschakelaar). Selecteer de motorbeveili-
gings-/trafobeveiligingsschakelaar overeenkom-
stig de gegevens op het typeplaatje: Stel de
beveiligingsschakelaars op de aangegeven
waarde in. Op die manier wordt een optimale
kortsluitbeveiliging voor kabels en warmtewisse-
laar bereikt. Voorbeeld: Aangegeven instelbereik
MS/TS 6,3 – 10 A; op 6,3 A instellen.
4.6.3 Deurschakelaar
– Elke deurschakelaar mag slechts aan één lucht/
water-warmtewisselaar worden toegewezen.
– Op één lucht/water-warmtewisselaar kunnen,
parallelgeschakeld, meerdere deurschakelaars
worden aangesloten.
– De minimale doorsnede van de aansluitkabel
bedraagt 0,3 mm
Het is aanbevolen een afgeschermde kabel te
gebruiken.
– De kabelweerstand naar de deurschakelaar mag
max. 50 Ω bedragen.
– De deurschakelaar mag alleen potentiaalvrij wor-
den aangesloten, zonder externe spanningen.
– Het contact van de deurschakelaar dient bij
geopende deur te zijn gesloten.
De lage veiligheidsspanning voor de deurschake-
laar
wordt verzorgd door de interne voeding:
stroom ca. 30 mA DC.
• Sluit de deurschakelaar aan op de klemmen 1
en 2 van de aansluitconnector.
4.6.4 Aanwijzingen m.b.t. de flikkernorm
De flikkergrenswaarden van de norm EN 61 000-3-3
resp. -3-11 worden aangehouden wanneer de
netimpedantie kleiner is dan ca. 1,5 Ω.
De gebruiker van de warmtewisselaar dient evt. de
aansluitimpedantie te meten of contact op te nemen
met het betreffende energiebedrijf. Wanneer er
geen mogelijkheden zijn om invloed op de netimpe-
dantie uit te oefenen en er storingen bij gevoelige
ingebouwde componenten (bijv. BUS) optreden,
dan dient er bijvoorbeeld een netsmoorspoel of een
inschakelstroombegrenzer voor de lucht/water-
warmtewisselaar te worden geschakeld, die de
inschakelstroom van de warmtewisselaar begrenst.
12
2
bij een kabellengte van 2 m.
Montage-, installatie- en bedieningshandleiding Rittal lucht/water-warmtewisselaar
4.6.5 Potentiaalvereffening
Rittal raadt aan om op het aansluitpunt van de
potentiaalvereffening bij lucht/water-warmtewisse-
laars voor dakmontage een ader met een nominale
doorsnede van minimaal 6 mm
de bestaande potentiaalvereffening op te nemen.
De aardlitze in de netaansluitkabel geldt volgens de
norm niet als potentiaalvereffeningsader.
2
aan te sluiten en in