15. ONDERHOUD EN OPSLAG
Elke ingreep op de machine mag enkel door bevoegd personeel uitgevoerd worden.
Gedurende de controles, afstellingen en het onderhoud van de machine moet de motor
steeds uitgeschakeld worden.
Laat voor elke controle de machine afkoelen.
De beschermkappen van de riemen (Fig. 6 ref.B, C, E ) en de beschermingen van het
mes (Fig. 1 ref. E) moeten steeds correct en volledig geïnstalleerd zijn. Indien ze
beschadigd zijn, moeten ze eerst gerepareerd worden alvorens u de machine opnieuw
mag gebruiken.
Let erop dat alle beschermingen van de roterende en bewegende onderdelen steeds op
hun plaats geïnstalleerd zijn.
Wanneer de messen worden vervangen is het steeds beter voor de veiligheid ook de
relatieve bouten te vervangen, zoals aangeduid in de paragraaf 14 positie D.
Controleer de brandstofbuizen. Vervang ze indien ze zijn beschadigd. Vervang ze hoe
dan ook ten hoogste na drie jaar. Vervang ze samen met de bevestigende banden.
Oude buizen kunnen de oorzaak zijn van brandstofverlies.
Controleer regelmatig de koppeling voor vooruitrijden, de meskoppeling, de remmen en
de gashendel en stel ze af.
Dek de machine af met een zeil nadat de motor en de geluiddemper zijn afgekoeld.
Laat de mesrem en de parkeerrem door een geautoriseerd servicecentrum vervangen
indien ze niet meer volledig hun beveiligende functie uitvoeren.
Het is verboden op de motormaaier gereedschap of andere voorwerpen te leggen of
achter te laten daar ze gevaar kunnen opleveren voor de veiligheid van personen of de
intactheid van de machine.
Bewaar de machine zorgvuldig en hou ze schoon. Vermijd ze achter te laten
blootgesteld aan weer en wind.
Sla de machine na gebruik op, buiten het bereik van kinderen. Laat ze steeds afkoelen
alvorens ze op te slaan.
Sla de machine na gebruik op in een plaats waar de uitwasemingen van de brandstof
geen vrije vlammen of vonken kunnen bereiken.
Bij langdurige opslag moet de brandstoftank volledig leeg gemaakt worden.
Voor het gebruik van de machine is geen specifieke verlichting nodig.
Wij adviseren hoe dan ook een minimum verlichting (bv. 200 lux), voldoende om de
signalerende labels te kunnen lezen en zonder risico's te kunnen werken.
16. SCHOONMAAK VAN DE MACHINE
-
Schakel de motor uit en ontkoppel de draad van de bougie;
- Maak de motor en de buitenkant van de machine schoon met een in olie gedrenkt doek
- Reinig elk deel van de machine, vooral de startinrichting, de luchtfilter, de geluiddemper
en de carburator. Neem de instructies in acht aangeduid in de handleiding van de motor.
- Maak de beschermkappen van de riemen aan de binnenzijde schoon (fig. 6, ref.C, D,E)
met perslucht.
- Maak onmiddellijk na het beëindigen van het werk de binnenzijde van de voorste
afscherming (fig. 1 ref. E) en van de beschermkap van de rotor schoon met een waterstraal.
- Dek zorgvuldig de elektrische delen van de motor, de carburator, de luchtfilter en de uitlaat
van de geluiddemper af gedurende het spoelen om ze te beschermen en problemen aan de
motor te vermijden.
- De meszone moet schoongemaakt worden met een houten stok of gelijkaardig
gereedschap.
- 27 -