WELL PUMPS
7.1.2. Opmerkingen bij de eerste inbedrijfstelling (Zandgehalte van het water)
Bij nieuwe putten moet u de WPS®-pomp de eerste tien minuten laten werken met de regelklep lichtjes
halfopen. Dit om te vermijden dat er een te grote hoeveelheid zand wordt verpompt, wat zou leiden tot een
overbelasting van de put en uiteraard ook tot een vroegtijdige abnormale slijtage van de pomp zelf. Na die
eerste tien minuten opent u voorzichtig en geleidelijk de regelklep waarbij u erop moet letten dan de
motorpompgroep binnen de juiste werkingskrommen operationeel blijft.
7.1.3. Frequentieregelaars
Om oververhitting van de motor te vermijden zijn frequentieregelaars met meer dan 20 cycli per uur niet
toegelaten, tenzij telkens een minimale stopperiode van drie minuten in acht wordt genomen.
7.1.4. Gebruik met gedeeltelijk gesloten regelklep.
Als het, om welke reden ook, nodig blijkt gedurende langere tijd te werken met een gedeeltelijk gesloten
regelklep, dan moet u echter – om oververhitting van de motor te voorkomen – als minimale basisregel in acht
nemen dat het pompdebiet tenminste 10% van het normale debiet moet zijn wanneer de pomp op maximaal
rendement werkt. Wanneer u verpompt met gebruikmaking van koelmantels, raadpleegt u vooraf de fabrikant.
7.1.5. Gebruik met gesloten klep.
De WPS®-pomp mag nooit langer dan 5 minuten met gesloten klep draaien. Dit zou leiden tot een opwarming
van het verpompte water, en de snelle warmtetoename zou dan worden overgegeven naar de motor en dus
ook naar de motorwikkeling die daardoor beschadigd kan raken.
7.2.
Gebruiksbeperkingen
De aanbevelingen voor veilige werking schrijven voor dat de WPS-pomp enkel continu mag werken binnen
beperkte debiet- en drukwaarden zoals aangegeven in de technische documentatie.
7.3.
Opslag en bewaring
In principe moet u de pomp verticaal opslaan, in een droge en stofvrije ruimte, beschut tegen warmte en
zonnestraling. Is dit niet mogelijk, dan moet u de WPS®-pomp horizontaal opslaan maar wel zodanig dat er
geen enkele doorbuiging kan optreden, met speciale aandacht voor de verbinding tussen motor en pomp bij
motorpompgroepen. In deze toepassing moet u absoluut alle voorzorgsmaatregelen nemen om te voorkomen
dat de bedrading bij de uitgang van de kabelbescherming zou breken of plooien of ingesneden worden (22
voor 4-duims type en 16 voor 6-duims type).
7.4.
Nieuwe inbedrijfstelling na opslag
Als de pomp opnieuw in bedrijf moet worden gesteld na een demontage of een werkonderbreking van lange
duur, controleert u of de pompgegevens overeenstemmen met de waarden die vermeld staan op het
identificatieplaatje van de pomp.
8. ONDERHOUD EN HERSTELLINGEN
De WPS®-pomp is een pomp die geen onderhoud behoeft.
Als preventiemaatregel en ter voorkoming van mogelijke schade in de toekomst raden wij aan om op
regelmatige basis het stroomverbruik en de door de motorpompgroep gerealiseerde manometrische hoogte te
controleren. Voor deze regelmatige en korte inspecties, die de levensduur van uw motorpompgroep verlengen,
hoeft u evenwel de motorpompgroep niet uit de put te halen.
NL
WP/JVG/1.0/01.05.04
11