10. Functiebeschrijvingen
In de volgende voorbeelden wordt vooropgesteld, dat de PIN van de in het apparaat gebruikte SIM-kaart
"1513" is.
a) Algemene configuratiebevelen
In dit subhoofdstuk worden alle algemene configuratiebevelen beschreven.
1. Wijzigen van de PIN-code (PIN)
Ter beveiliging van het product tegen toegang door onbevoegden moet de standaard-PIN "1513" in een willekeurig
ander getal worden omgezet. De PIN-code wijzigt men als volgt:
SET PIN <nieuwe PIN> #<oude PIN>
Voorbeeld: Oude PIN 1513 naar nieuwe PIN 1234 veranderen:
SET PIN 1234 #1513
Bij elk nieuw SMS-bevel moet vanaf nu de nieuwe PIN met daarvoor een hekje (#) worden toegevoegd. Als een
foutieve PIN-code wordt ingegeven of vergeten, wordt er geen SMS-antwoord aangemaakt.
Het wijzigen van de PIN-code verandert zowel het PIN-nummer van het product als de PIN-code van de
SIM-kaart! De PIN-code bestaat altijd uit vier getallen.
Voor deze functie is er geen TEST-actie.
Bij verlies van de PIN-code (verliezen of vergeten) kunnen de fabrieksinstellingen op het product worden hersteld
(zie hoofdstuk "Fabrieks-instellingen"). Bij het herstellen gaan alle instellingen verloren! Daarna moet de instelling van
het apparaat opnieuw worden doorgevoerd. Het herstellen van de fabrieksinstellingen van het apparaat heeft geen
betrekking tot de SIM-kaart. De PIN-code van de SIM-kaart blijft onveranderd.
2. Wijzigen van de apparaatnaam (NAME)
Indien u meerdere producten tegelijk gebruikt, verdient het aanbeveling elk toestel een eigen naam te geven. Op deze
manier kunnen alarmmeldingen aan het juiste apparaat worden toegewezen.
De naam van het apparaat wordt als volgt gewijzigd:
SET NAME <nieuwe naam> #1513
Voorbeeld: Wijziging van de naam in "NEWNAME":
SET NAME NEWNAME #1513
De maximale lengte van de toestelnaam bedraagt 15 tekens.
Om de huidige apparaatnaam uit te lezen, wordt het volgende bevel gebruikt:
TEST NAME #1513
Met het volgende beval wordt de originele apparaatnaam opnieuw ingesteld:
RESET NAME #1513
19