Reiniging en onderhoud
OPMERKING
Het regelmatige
onderhoud, uiterlijk na elke
verwarmingsperiode is de
basisvoorwaarde voor een lange
levensduur en storingsvrij bedrijf
van de apparaten.
Neem de regelmatige reinigings-
■
en onderhoudstermijnen in acht
LET OP
Voor alle werkzaamheden aan de
apparaten moet de netstekker uit
de contactdoos zijn verwijderd.
De apparaten moeten, in
■
overeenstemming met de
voorwaarden voor gebruik, indien
noodzakelijk - echter ten minste
één keer per jaar - door een
deskundige worden gecontroleerd
op hun correcte toestand voor
gebruik
De apparaten vrij van stof en
■
overige afzettingen houden
De apparaten mogen uitsluitend
■
droog of met een iets vochtige
doek worden gereinigd
Geen directe waterstralen
■
gebruiken
bijv. hogedrukreiniger enz.
Geen bijtende of oplosmiddelen
■
bevattende reinigingsmiddelen
gebruiken
Ook bij sterke verontreinigingen
■
alleen geschikte reinigingsmiddelen
gebruiken
Aanzuig- en uitblaasrooster
■
regelmatig controleren op
vervuiling
Regelmatig de
■
veiligheidsinrichtingen en
de veiligheidsvoorzieningen
controleren
Sensor en capillaire buis van de
■
temperatuurbegrenzer bij het
demonteren resp. monteren van de
achterzijde van het apparaat niet
beschadigen
OPMERKING
Instel- en onderhoudswerkzaam-
aheden mogen alleen door
geautoriseerd vakpersoneel
worden uitgevoerd.
LET OP
Na alle werkzaamheden aan de
apparaten moet een elektrische
veiligheidscontrole volgens
VDE 0701 worden uitgevoerd.
OPMERKING
Defecte of beschadigde
onderdelen moeten direct en
uitsluitend door een origineel
onderdeel worden vervangen.
Controle
De brugstekker die bij het apparaat
wordt geleverd, wordt gebruikt voor
onderhoud of testen volgens VDE
0701. Voer de volgende stappen uit
om te controleren.
1. De meegeleverde brug-
stekker [2] verbinden met de
thermostaatcontactdoos [1] op het
apparaat.
1
2
2. Voer het testen van het apparaat
uit.
3. Verwijder de brugstekker opnieuw
Oplossen van storingen
Het apparaat (ventilator) start niet op.
1. De netzekeringen ter plaatse
controleren.
2. De stekker controleren.
3. De keuzeschakelaar controleren.
4. De ventilator op soepel lopen
controleren.
Het apparaat verwarmt niet.
1. De keuzeschakelaar controleren.
2. De werking van de
schakelbeveiliging controleren.
3. De temperatuurbegrenzer op
werking resp. de capillaire buis op
schade controleren.
4. Controleer of de thermostaat- resp.
de brugstekker is aangesloten.
5. Als het apparaat wordt gebruikt
met een kamerthermostaat
moet de thermostaat hoger dan
de kamerthermostaat worden
ingesteld.
Als alle functiecontroles zonder
resultaat worden uitgevoerd, dient
u contact op te nemen met een
servicestation.
7