OPMERKING
De hoogste koelstand op de thermostaat dient alleen kortdurend inge-
steld te worden bij hoge buitentemperaturen of als de koelkast gevuld
wordt met snel te koelen levensmiddelen. Nadat de gewenste binnen-
temperatuur bereikt is, dient de thermostaat weer lager gezet te wor-
den. Anders ontstaan er in de binnenruimte temperaturen onder de
0 °C, wat de levensmiddelen kan schaden.
7.2. Tips voor energiebesparing
Plaats het apparaat niet in de buurt van een warmtebron (verwarming, kook-
plaat etc.).
Zorg ervoor dat er rondom het koelapparaat ongehinderd lucht kan circuleren.
Open de deur slechts kort bij het plaatsen of uitnemen van levensmiddelen.
Door de deur niet te lang te openen, ontstaat er minder ijs aan de wanden van
de vriesruimte.
Bepaal de instelling van de thermostaat aan de hand van de totale hoeveelheid
levensmiddelen in het apparaat.
7.3. Bewaren van levensmiddelen
•
Bewaar levensmiddelen op borden of in daarvoor geschikte verpakkingen.
•
Verdeel de levensmiddelen gelijkmatig over het apparaat. Let erop dat de le-
vensmiddelen niet in aanraking mogen komen met de achterwand van de koel-
ruimte, aangezien dit tot ijsvorming of condensvorming kan leiden.
•
Plaats geen serviesgoed met hete gerechten in de koelruimte, omdat het ser-
viesgoed hierdoor kan barsten.
•
Levensmiddelen die gemakkelijk vreemde geuren opnemen, zoals boter, melk
en kwark, en levensmiddelen met een sterke geur, zoals vis, gerookte etenswa-
ren en kaas, in goed gesloten verpakkingen bewaren.
•
Levensmiddelen dienen afhankelijk van hun soort en gevoeligheid in de juiste
koelzone te worden bewaard.
•
Het bewaren van groente met een hoog vochtgehalte kan waterdamp op de
verpakking van de groente tot gevolg hebben. Hierdoor wordt de juiste werking
van de koelruimte echter niet beïnvloed.
•
Droog groente goed af voordat u deze in de koelruimte legt. Een hoog vochtge-
halte in de groente (bv. bladgroente, komkommer) verkort de houdbaarheid er-
van.
17