Montage
5.3 Machine monteren
5.3.5
Aangedreven elementen monteren
Balanceerkwaliteit
De rotor is statisch uitgebalanceerd. Bij asuiteinden met pasveren is het balanceertype bij
machines met een bouwgrootte < 100 op het vermogensplaatje gedrukt. Bij machines met een
bouwgrootte >= 100 is het balanceertype aangegeven met de volgende markering aan de
kopkant van de DE-zijde van het asuiteinde:
● Kenteken "H" betekent uitbalancering met een halve inlegspie
● Kenteken "F" betekent uitbalancering met een hele inlegspie
Aangedreven elementen monteren
● Voorwaarden:
● Monteren:
50
Beeld 5-1
Soort balancering aan de DE-zijde
– De koppeling resp. het aangedreven element moet over de juiste afmetingen voor het
bedrijf beschikken. De balanceerkwaliteit moet aan de eisen voldoen.
– Let op de gegevens van de fabrikant van de koppeling.
– Let op het juiste balanceertype van het aangedreven element volgens het balanceertype
van de rotor.
– Gebruik alleen klaar geboorde en gebalanceerde aangedreven elementen. Controleer
de boringsdiameter en de balanstoestand voor de montage. Reinig het asuiteinde
grondig.
– Warm het aangedreven element voor het monteren op zodat het uitzet. Kies het
temperatuurverschil van de opwarming volgens de diameter van de koppeling, de
passing en de werkstof. Raadpleeg de instructies van de fabrikant van de koppeling.
– Plaats en verwijder de aangedreven elementen alleen met geschikte voorzieningen.
Monteer het aangedreven element in een keer ofwel via de schroefdraadopening aan
de kopse kant in de as of door het element manueel op te schuiven.
– Vermijd hamerslagen om de lagering niet te beschadigen.
LOHER CHEMSTAR 1PS1
Bedieningshandleiding 05/2015