NL
Het schroeven van de beschermklep aan schroefdraden
met een lengte boven 10 mm is niet toegelaten, anders kan
dat tot schade van uw beschermklep leiden die gevaarlijk voor uw
toestel is.
Bij de boilers voor verticale montage moet de
beschermklep met de inkomende pijp verbonden worden
als het plastic paneel van het toestel verwijderd is. Nadat de
montage hiervan, moet de beschermklep in de op afbeelding 2
aangewezen positie zijn.
De beschermklep en de hieruit naar de boiler uitgaande
pijpleiding moeten tegen bevriezing beschermd worden.
Bij draineren door een drainagebuis moet het vrije einde hiervan
open aan de atmosfeer (niet ondergedompeld) zijn. De
drainagebuis moet ook tegen bevriezing beveiligd zijn.
Om de boiler te vullen met water moet allereerst alleen de
warm waterkraan open worden gedraaid. Daarna moet de
koud waterkraan worden opengedraaid. Het toestel is vol
wanneer er een constante stroom water uit de kraan komt.
Wanneer de boiler leeggemaakt moet worden, moet eerst
de stroom uitgezet worden. Zet dan de warm waterkraan
open. Zet kraan 7 (afbeelding 4) open zodat het water uit
de boiler weg kan lopen. Indien in de installatie geen kraan
geïnstalleerd is, kan met de boiler als volgt leeg laten
lopen:
bij modellen die in de kit een beschermklep voorzien van
een stangetje bevatten: het stangetje omhoog
brengen en het water zal door de drainageopening van de
beschermklep weglopen.
•
bij modellen die in de kit geen beschermklep voorzien
van een stangetje bevatten: de boiler kan rechtsreeks uit
de inkomende pijp hiervan leeggemaakt worden door de
boiler vooraf van de pijpleiding los te maken.
Tijdens de verwijdering van de flens kan een paar liter
water weglopen die in het waterreservoir zijn gebleven.
Tijdens het leegmaken moet men maatregelen
nemen om schade door het weglopende water te
voorkomen.
In geval dat de druk in het pijpleidingennetwerk hoger
dan de in paragraaf I hierboven is, dan moet men een
reduceerventiel monteren, anders zal de boiler niet correct
geëxploiteerd worden. De fabrikant is niet aansprakelijk
voor problemen die uit onjuiste exploitatie van het toestel
zijn voortgevloeid.
3.
Aansluiten op het elektrische netwerk.
Alvorens de elektrische voeding in te schakelen, ervoor
zorgen dat het toestel niet met water vol is.
3.1.
Bij de modellen voorzien van een voedingskabel
samen met een stekker geschiedt de verbinding door de
stekker in een stopcontact te plaatsen. De uitschakeling
van het elektrische netwerk geschiedt door de stekker uit
het stopcontact te halen.
168 Instructies voor gebruik en onderhoud
Het stopcontact moet op de juiste wijze aangesloten
worden op een afzonderlijke stroomkring voorzien van
beschermer. Het stopcontact moet geaard zijn.
3.2.
Waterverwarmers die tot een kit behoren die een
voedingskabel zonder stekker bevat
Het toestel moet aangesloten worden op een afzonderlijke
stroomkring, voorzien van een beschermer met
aangegeven nominale stroom 16А (20A voor vermogen
>3700W). De aansluiting moet constant zijn: zonder
trekkerverbindingen. De stroomkring moet beveiligd door
een beschermer en een ingebouwde installatie worden
die voor het loshalen van alle polen zorgen in geval van
overspanning categorie III.
Het aansluiten van de geleiders van de voedingskabel van
het toestel dient als volgt uitgevoerd te worden:
•
De geleider met bruine isolatie: op de fasegeleider van
de elektrische installatie (L)
•
De geleider met blauwe isolatie: op de neutrale geleider
van de elektrische installatie (N)
•
De geleider met geelgroene isolatie: op de
beschermende geleider van de elektrische installatie (
3.3.
Waterverwarmer zonder voedingskabel
Het toestel moet aangesloten worden op een afzonderlijke
stroomkring, voorzien van een beschermer met
aangegeven nominale stroom 16А (20A voor vermogen
>3700W). Het aansluiten geschiedt door eendradige
(harde) kopergeleiders: kabel 3 x 2,5 mm² voor totaal
vermogen 3000W (kabel 3 x 4.0 mm² voor vermogen
boven 3700W).
In het elektrische schema voor de voeding van het toestel
moet een installatie ingebouwd worden die voor het
loshalen van alle polen zorgen in geval van overspanning
categorie III.
Om de elektrische voedingsgeleider op de boiler te
monteren moet men het plastic deksel verwijderen
(afbeelding 2).
Het aansluiten van de voedingsgeleiders moet volgens de
opschriften op de klemmen als volgt zijn:
•
de fasegeleider op het opschrift A of А1 of L of L1
•
de neutrale geleider op het opschrift N (B of B1 of N1)
•
Het aansluiten van de beschermende geleider op
de met het teken
aangeduide schroefverbinding is
verplicht.
Na montage het plastic deksel terugplaatsen!
Toelichting aan afbeelding 3:
T2 – thermoschakelaar; T1 – thermoregelaar;
S – schakelaar; R – verwarmer; SL1, SL2, SL3 –
signaallampje; F – flens; АТ – anode tester (slechts bij
modellen voorzien daarvan); AP – anode beschermer;
VI.
IN GEBRUIK NEMEN VAN HET TOESTEL
1.
Het toestel inschakelen
Vóór het aanvankelijke inschakelen van het toestel moet
men ervoor zorgen dat de boiler op de juiste wijze in het
elektrische netwerk ingeschakeld en vol met water is.
Het inschakelen van de boiler geschiedt door middel van
de in de elektrische installatie ingebouwde installatie,
omgeschreven in onder 3.2 van paragraaf V of door de
stekker in het stopcontact te plaatsen (indien het model
voorzien van een kabel met stekker is.
)