Elektrische aansluiting
5.2.3
Veiligheidsafstand
Wanneer het niveau de veiligheidsafstand SD binnenkomt, geeft het instrument een
waarschuwing of alarm. De SD-grootte kan worden ingesteld zoals gewenst door de gebruiker
in de functie Safety distance (015) function.
Definieer in de functie In safety dist. (016) hoe het instrument moet reageren wanneer de
veiligheidsafstand wordt overschreden.
Opties en betekenis
• Waarschuwing
Het meetinstrument geeft een foutmelding maar blijft meten.
• Alarm
Het meetinstrument toont een foutmelding.
Het uitgangssignaal in de functie Output on alarm (011) toont de gedefinieerde waarde.
Zodra het niveau weer tot onder de veiligheidsafstand afneemt, gaat het instrument verder
met meten.
• Zelfhoudend
Het meetinstrument reageert op dezelfde manier als voor een alarm.
Alleen wordt de alarmconditie vastgehouden, zelfs wanneer het niveau weer tot onder de
veiligheidsafstand afneemt.
Het instrument begint pas weer met meten wanneer de gebruiker het alarm bevestigd met
de functie Bevestig alarm (017).
6
Elektrische aansluiting
6.1
Aansluitspecificaties
WAARSCHUWING
L
Risico voor explosie vanwege verkeerde aansluiting.
‣
Houd de geldende nationale normen aan.
‣
Voldoe aan de specificaties in de veiligheidsinstructies (XA).
‣
Controleer of de voedingsspanning overeenkomt met de specificaties op de typeplaat.
‣
De gespecificeerde kabelwartel moet worden gebruikt.
‣
Schakel de voedingsspanning uit voor het aansluiten.
‣
Sluit de potentiaalvereffening aan op de externe aardklem voordat de voedingsspanning
wordt ingeschakeld..
‣
Installeer, bij het aansluiten op de voedingsspanning, een hoofdschakelaar voor het
instrument welke goed bereikbaar is. Markeer de voedingsschakelaar als
scheidingsschakelaar voor het instrument (IEC/EN61010).
12
Prosonic M FMU42 HART
Endress+Hauser