Programmering:
De programmering kan na komplete inbouw en aansluiting van de functiedecoder of alleen in verbinding bij verbinding met de SX-
bus worden gedaan. Hiervoor is aan een stuurapparaat in de Funktiesmodus/Schakelbedrijf (SLX844, Lok Control 2000, Combi
Control, Route Control of Encoder A, Control Handy of PC) het benodigde adres in te stellen. De adressen kunnen naar eigen inzicht
gekozen worden maar mogen niet al door een ander apparaat of lok bezet zijn. Daarna moet men de tussen de Selectrix-
aansluitbussen aanwezige programmeertoets indrukken. Daarna moet men op het aanstuurapparaat de door de bedrijfskeuze
toegewezen toets indrukken. Als terugmelding voor een succesvolle programmering worden alle balken op het aanstuurapparaat
eenmaal kort schuin gezet (Lok Control, Control Handy). De funktiedecoder is nu geprogrammeerd en reageert direkt op verdere
bevelen op het aanstuurapparaat.
Bij programmering van een tweede adres, een terugmeldadres of een instelling voor combinatie van duurstroom en impulsstroom
moet men het volgende inacht nemen: Aan het aanstuurapparaat moet men nu het 2e. adres of terugmeldadres ingeven (bij
combinatiebedrijf het aantal duurstroomuitgangen). Daarna de programmeertoets indrukken. Dan moet men op het
aanstuurapparaat de van de gewenste bedrijfskeuze toegewezen toets indrukken. Na de terugmelding is de programmering
afgesloten. De functiedecoder is nu geprogrammeerd en reageert direkt op verdere bevelen op het aanstuurapparaat.
Bij de SLX844 is in de modus rijden en schakelen het gewenste adres door de regelaar 3 in display 3 in te stellen. De door de
bedrijfskeuze toegewezen toets (Bit) kiest U door het draaien van regelaar 4, het aktieve Bit (Toets) knippert (linker balk= Toets 1,
rechter balk = Toets 8). Nu de programmeertoets aan de SLX808 indrukken. Door het bedienen van de richtingstoets van regelaar 4
wordt nu het gewenste Bit (Toets) omgezet. De terugmelding volgt na het kort omzetten van alle balken naar boven.
Bedrijfskeuze en programmeervolgorde:
Toets 5: Duurstroomuitgang, uitgangen alternerend. Dit betekent, als de even uitgang ingeschakeld is, dan is de oneven uitgang
uitgeschakeld en omgekeerd.
Programmeervolgorde:
1.
Gewenste adres op het stuurapparaat in de functimodus ingeven
2.
Programmeertoets op de SLX808 indrukken
3.
Funktietoets 5 op het stuurapparaat indrukken
4.
Terugmelding afwachten, apparaat is bedrijfsgereed
Toets 5 en Toets 1: Duurstroomuitgang, alle uitgangen zijn apart schakelbaar; hiertoe zijn twee adressen nodig.
Programmeervolgorde:
1.
Gewenste 1. adres op het stuurapparaat in de functiemodus ingeven
2.
Programmeertoets op de SLX808 indrukken
3.
Funktietoets 5 op het stuurapparaat indrukken
4.
Terugmelding afwachten, 1. Adres is geprogrammeerd
5.
Gewenste 2. adres op het stuurapparaat ingeven
6.
Programmeertoets op de SLX808 indrukken
7.
Funktietoets 1 op het stuurapparaat indrukken
8.
Terugmelding afwachten, apparaat is bedrijfsgereed
Toets 6: Duurstroomuitgang, uitgangen alternerend. Schakelstand wordt bij het uitschakelen opgeslagen en bij het inschakelen
weer in de centrale ingegeven.
Programmeervolgorde:
1.
Gewenste adres op het stuurapparaat in de functimodus ingeven
2.
Programmeertoets op de SLX808 indrukken
3.
Funktietoets 6 op het stuurapparaat indrukken
4.
Terugmelding afwachten, apparaat is bedrijfsgereed
Tijdens de programmering moet het hele baanbedrijf rusten!
Voor het bedienen van de wissels zijn er twee bedrijfskeuzes:
Toets 7: Wisselbedrijf zonder opslaan van de wisselstand
Na het uitschakelen en weer inschakelen van de voedingspanning gaan alle wissels in de rechtdoorstand staan. Dit wordt ook op
het stuurapparaat weergegeven. Omdat de wissels van de functiedecoder SLX808 niet tegelijkertijd, maar na elkaar met zeer korte
impulsen geschakeld worden, is het in het Selectrix-Handboek aangeraden tweemaal indrukken van alle aanstuurtoetsen na het
inschakelen niet meer noodzakelijk.
Toets 8: Wisselbedrijf met opslaan van de wisselstand
In deze bedrijfsstand wordt de wisselstand bij het inschakelen in de functiedecoder opgeslagen. Na het weer inschakelen van de
modelbaan wordt de opgeslagen wisselstand in de centraleeenheid ingegeven en ook op het stuurapparaat worden weergegeven.
Wissels, die tijdens de uitschakelfase met de hand zijn versteld, worden weer in de vorige opgeslagen stand gezet.
In beiden bedrijfskeuzen bestaat de mogelijkheid de terugmelding van de werkelijke wisselstand (ook bij handsturing) over de
Selectrix-databus aan de centraleeenheid door te geven. Deze functie geldt alleen bij wissels met eindafschakeling. De werkelijke
wisselstand kan bijv. mbv nog een functiedecoder SLX808 op het bedieningspaneel zichtbaar worden gemaakt. Bij sturing door een
computer kan deze de terugmelding overeenkomstig verwerken.
Het adres voor de terugmelding kan met uitzondering van adres 0 eveneens vrij gekozen worden en mag niet al door een ander
apparaat of lokdecoder bezet zijn. Echter het terugschrijfadres mag met het schakeladres van de functiedecoder hetzelfde zijn. In
dit geval kan bij het bedienen van het wissel bijv. met de Lok Control 2000 gelijk gecontroleerd worden, of de schakelfonctie
ordelijk uitgevoerd is. Wisseld bijv.na het indrukken van een toets voor het stellen van een wissel de bijbehorrende weergave van
recht naar schuin en blijft deze staan, dan is het wissel daadwerkelijk gesteld. Maar springt de weergave direkt weer op de
uitgangsstelling terug dan is het wissel niet gesteld en is er een storing aanwezig.
Men kan een willekeurig aantal uitgangen op duurstroomuitgang omprogrammeren. Hiertoe moet men na een succesvolle
programmering van de bedrijfskeuze 7 of 8 met of zonder terugmelding op het stuurapparaat het aantal van de
duurstroomuitgangen ingeven, de programmeertoets tussen de Selectrix-aansluitbussen indrukken en daarna de toets 2
indrukken. De omprogrammering begint altijd bij uitgang 1 in oplopende volgorde. Wordt bijv. als adres een 5 ingegevenb, dan zijn
de uitgangen 1 tot 5 op duurstroom geprogrammeerd.