Beschikbare opties zijn: uit, uit bij deel en aan.
Opmerking: Alleen AC-versies van de keyprox MKP-160
hebben In/uit-tonen.
4.16.6 Sirene volume
Bepaalt het volumeniveau van de sirene.
Beschikbare opties zijn: laag, middel en hoog.
4.17 LOOPTEST
4.17 LOOPTEST
4.17 LOOPTEST
4.17 LOOPTEST
Met deze optie kan de installateur of hoofd gebruiker (zie
figuur 4.1a) een looptest uitvoeren van alle zones. Het
5. TESTPROCEDURES
5. TESTPROCEDURES
5. TESTPROCEDURES
5. TESTPROCEDURES
5.1 Voorbereiding
Zorg ervoor dat alle ramen en deuren gesloten zijn en dat
alle zones ongestoord zijn. Als alle zones in rust zijn staat
het volgende op het display:
G E R E E D
Als het scherm "Niet gereed" is, kunt u de reden(en)
opvragen door herhaaldelijk op de knop
De reden(en) van het probleem(en) worden weergegeven
en gesproken. Zorg ervoor dat deze problemen opgelost
worden voordat u een systeemtest uitvoert (zie de volgende
paragraaf).
5.2 Detector test
Om een goede werking te garanderen van alle detectoren
in het systeem is een uitgebreide diagnostische test
vereist. Voor de uitvoering van deze test verwijzen wij u
naar figuur 4.10.
5.3 Keyfobzender test
Activeer een transmissie van iedere zender die als keyfob-
apparaat is ingeleerd (volgens de lijst in tabel B2, Bijlage
B). Gebruik iedere keyfobzender om het systeem TOTAAL
in te schakelen en gelijk weer uit te schakelen. Als u de
toets TOTAAL van de keyfob indrukt moet de INSCHAKEL
led aangaan.
Op het display zal het volgende verschijnen als partitie 3
wordt ingeschakeld:
I N S C H A K E L I N G
V E R L A A T H E T P A N D
De pieptonen van de uitloopvertraging beginnen.
D-303523 PowerMax Express Installatiehandleiding
Figuur 4.16 – Configuratieschema van MKP-160
U U : M M
te drukken.
I
OK
4.16.7 Toon alarm/stor
Bepaalt of storing- of geheugengebeurtenissen in de
centrale worden aangegeven op het scherm van de
keyprox.
Beschikbare opties zijn: aan en uit.
wordt aangeraden om dit minimaal eens per week te doen
of na een alarm gebeurtenis.
Druk op de uitschakelknop ( ) van de keyfob. De
inschakelindicator
moet
"Uitschakelen, gereed voor inschakelen" en het scherm gaat
over naar:
G E R E E D
Test de knop AUX in iedere keyfob volgens de informatie
in tabel B2, Bijlage B. Controleer dat de knop AUX werkt
zoals geprogrammeerd.
Als de AUX (*) knop is gedefinieerd als "DIRECT" en
gekoppeld aan partitie 3, druk op de knop TOTAAL en
daarna op de knop AUX. Het antwoord moet zijn als
volgt:
V E R S N E L D I N S C H .
(knipperen)
V E R L A A T H E T P A N D
en de pieptonen van de uitloopvertraging beginnen.
Druk onmiddellijk op de toets UITGESCHAKELD ( )
om het systeem uit te schakelen.
Als de knop AUX (*) is ingesteld als "direct
inschakelen", drukt u op de knop Afwezig en terwijl u
de
uitlooppieptonen
uitlooppieptonen stoppen onmiddellijk en het systeem
wordt ingeschakeld als Afwezig. Druk onmiddellijk op
de toets UITGESCHAKELD ( ) om het systeem uit te
schakelen.
5.4 Noodzender test
Start een transmissie van iedere zender die in een
noodoproepzone is ingeleerd (volgens de lijst in tabel B3,
Bijlage B). Als u bijvoorbeeld een zender op zone 22 heeft
geprogrammeerd, zal het volgende op het display
verschijnen:
nu
uitgaan,
u
moet
U U : M M
hoort
op
AUX
horen:
–
de
29