4.4.29 Uitschakel optie
(fig.4.4, locatie 29) Hier bepaalt u wanneer het systeem
uitgeschakeld kan worden:
A. Altijd.
B. In de TOTAAL modus, tijdens inloopvertraging, met de
PowerMax Express toetsenbord of een draadloze
keyfob.
C. In de stand Afwezig, tijdens inloopvertraging, alleen met
een draadloos apparaat (keyfob) (in de VK is dit de
standaardinstelling om te voldoen aan DD243).
D. Tijdens inloopvertraging, of tijdens gebruik van het
PowerMax Express toetsenpaneel in de TOTAAL
modus.
Opties: altijd, inloop alles, inloop keyfob, of inloop tot
BP.
4.4.30 Bel/Rep. Optie
(fig.4.4, locatie 30) Hier bepaalt u of een alarm wordt
gegeven (sirene/melding) bij een fout m.b.t. supervisie/RF-
probleem tijdens inschakeling Afwezig.
Beschikbare opties zijn: EN standaard en anders. Indien
"EN standaard" is geselecteerd, wordt er bij een supervisie
alarm / storingsfout bij TOTAAL inschakeling een sirene
geactiveerd en wordt een sabotagemelding gerapporteerd.
Als "Anders" is geselecteerd wordt geen actie ondernomen
als het systeem TOTAAL is ingeschakeld.
4.4.31 Lage batterij Keyfob
(fig.4.4, locatie 31) Hier bepaalt u of de gebruiker een lage
batterijspanning melding hoort als hij het systeem met een
keyfob
met
lage
batterijspanning
Beschikbare opties zijn: keyfob L-BAT J (de gebruiker
moet het keyfob lage batterijspanning bericht bevestigen)
of keyfob L-BAT N (de gebruiker hoeft de melding van het
keyfob lage batterijspanning bericht niet te bevestigen).
4.4.32 Screensaver
(fig.4.4, locatie 32) Hier kunt u bepalen dat als langer dan
30 seconden geen toets wordt ingedrukt, op het
toetsenbord de tekst "PowerMax" wordt weergegeven. (Dit
is om te voorkomen dat een eventuele indringer de
systeemstatus kan aflezen.) U kunt bepalen dat het
standaard display weer terugkomt nadat u de knop
heeft ingedrukt en de gebruikerscode (UIT met
code) heeft ingevoerd, of nadat een willekeurige toets
wordt ingedrukt (UIT met toets). Het is mogelijk te bepalen
na het inschakelen van de partitie dat als geen toets meer
dan 30 seconden is ingedrukt, de datum en tijd op het
scherm verschijnen. Het normale scherm herstelt zich na
het drukken op de
van de gebruikerscode (UIT met code) of na het drukken
op een willekeurige toets (UIT met toets).
Indien /Tekst met toets is geselecteerd, keert het systeem
bij de eerste knopindruk (behalve Brand en Noodoproep)
terug naar het gewone scherm, en wordt bij de tweede
knopindruk de betreffende functie uitgevoerd. Als Brand of
Noodoproep wordt ingedrukt, keert het systeem bij de
eerste knopindruk terug naar het normale scherm en wordt
ook de functie Brand/Noodoproep uitgevoerd.
Opties (Geen Partities): screensaver uit, uit met code, uit
met toets.
Opties (Wel Partities): scrn saver UIT, text met code, text
met toets, klok met code, klok met toets.
16
wil
uitschakelen.
knop, gevolgd door het invoeren
4.4.33 Verificatie
( fig.4.4, locatie 33) Hier kunt u bepalen dat als twee
opeenvolgende
alarmen
vastgestelde periode, het tweede alarm als een bevestigd
alarm
wordt
beschouwd
alarmmelding par. 4.5.3).
Opties: uit 30 min., 45 min., 60 min. of 90 min.
4.4.34 230V uitval melding
(fig.4.4, locatie 34) Hier kunt u het tijd interval instellen
tussen een stroomuitval en de storingsmelding hiervan.
Opties: 5
minuten, 30 minuten, 60 minuten of 180
minuten.
Opmerking: Voor overeenstemming met EN-vereisten
moet maximaal 60 min. ingesteld worden.
4.4.36 Gebruiker toestemming
(fig.4.4, locatie 36) Hier bepaalt u of de toegang tot de
INSTALLATIEMODE eerst toestemming van gebruiker
vereist. Als u AAN selecteert, kan de installatiemode alleen
via het gebruikersopties menu worden bereikt nadat de
gebruikerscode is ingevoerd.
Opties: Aan, Uit.
Opmerking: Dit menu wordt niet weergegeven indien
partities zijn ingeschakeld.
Opmerking: Voor overeenstemming met EN-vereisten
moet "Aan" geselecteerd worden.
4.4.39 Sleutel Zone Optie (Optioneel)
(Fig.4.4, locatie 39). Hier stelt u in of het systeem in- en
uitgeschakeld kan worden door zones 21-28, 29 of 21-29
indien voor deze zones het Geen alarm-type en Sleutel-z.
aan is ingesteld (zie par. 4.3 en Bijlage E14).
4.3 en bijlage D14).Sleutel zones kunnen zowel bekabelde
als draadloos zijn.
Wanneer draadloze sleutelzones worden gebruikt, kunt u
de volgende zenders installeren en gebruiken:
• MCT-100
• MCT-102
• MCT-302
• MCT-320
De rechterknop op de MCT-102 of ingang 2 op de MCT-
100 wordt gebruikt om in te schakelen als AFWEZIG. De
linkerknop van de MCT-102 of ingang 1 op de MCT-100
wordt gebruikt om uit te schakelen.
Wanneer bekabelde sleutel zones worden toegepast
schakelt een open circuit het alarmsysteem in en een
gesloten circuit schakelt de alarmering uit. (Voor informatie
over het aansluiten van bekabelde sleutelzones, zie
fig.3.1C Zone en Sirene bedrading)
BELANGRIJK! Inleren van de MCT-100 of MCT-102 moet
geschieden door de rechterknop van de MCT-102 of
ingang 2 van de MCT-100 te activeren (zie sectie 4.3).
Opmerking: Sleutelzones voldoen niet aan België TO14A
en EN 50131-5-3.
LET OP! Inschakeling van het systeem met een zender
die is toegewezen aan zones 21 en 28, of via de
bekabelde zone 29, doet afbreuk aan de veiligheid.
Deze functie is daarom uitsluitend leverbaar in
specifieke PowerMax Express-versies op verzoek van
de klant.
Opties: uit, Z. 21-28 aan, Z. 29 aan, of Z. 21-29 aan.
D-303523 PowerMax Express Installatiehandleiding
afgaan
gedurende
(zie
voor
bevestigde
een