U kunt ook het IP-adres aan de printer toewijzen wanneer u de printer-
stuurprogramma's installeert met het installatieprogramma. Wanneer u de
functie Netwerkinstallatie gebruikt en IP-adres ophalen staat ingesteld
op AutoIP in het bedieningspaneelmenu, kunt u het IP-adres in het printer-
selectievenster wijzigen van 0.0.0.0 in het IP-adres van uw keuze.
Verifiëren van de IP-instellingen
1 Druk de pagina met de printerinstellingen af.
Zie "De pagina met de printerinstellingen afdrukken en controleren" op
pagina 42.
2 Kijk onder de TCP/IP regel op de pagina printer-instellingen om te zien of
het IP-adres, het subnetmasker, en de gateway-toegangsinstelling in orde
zijn.
Voer de ping-opdracht op uw computer uit om te controleren of de printer
actief is op het netwerk:
1 Ga naar de MS DOS-prompt.
2 Typ cmd en klik op OK.
3 Typ in het zwarte venster ping xx.xx.xx.xx (waarbij
xx.xx.xx.xx het IP-adres van uw printer is).
4 Een antwoord vanaf het IP-adres geeft aan dat de printer actief is op het
netwerk.
De pagina met de printerinstellingen afdrukken
en controleren
Druk de pagina met printerinstellingen af en controleer het IP-adres van uw
printer.
Het Operatorpaneel
1 Druk op de knop
2 Controleer dat Rapport/Lijst gemarkeerd is en druk dan op de knop
.
3 Controleer dat Printerinstelling gemarkeerd is en druk dan op de
knop
.
42
Instellen van het IP-adres
(Menu).