6.2.2 Temperatuurwaarschuwingsgrenzen
6.2.2.1
Functie van de temperatuurwaarschuwingsgrenzen
10.10.2018
Apparaat programmeren > Temperatuurwaarschuwingsgrenzen
6.
De huidige temperatuur aflezen en het verdere temperatuur-
verloop in de gaten houden tot de ingestelde temperatuur is
bereikt.
Volgen van de gewijzigde ingestelde tempera-
tuur
Zodra de ingestelde temperatuur is bereikt,
moeten de temperatuurwaarschuwingsgrenzen
zodanig worden ingesteld dat de temperatuurwaar-
schuwingsgrens boven of onder de ingestelde tem-
peratuur ligt. Anders wordt het temperatuuralarm
geactiveerd
waarschuwingsgrenzen weergeven en wijzigen"
op pagina 38.
De ingestelde temperatuur wordt automatisch
opgeslagen. De ingestelde temperatuur blijft na
een stroomuitval of na uitschakeling van het appa-
raat behouden.
7.
Zodra het apparaat de ingestelde temperatuur bereikt heeft,
het apparaat vullen.
De temperatuurwaarschuwingsgrenzen leggen vast welke afwijking
van de werkelijke temperatuur ten opzichte van de ingestelde tem-
peratuur door het apparaat wordt getolereerd. De temperatuur-
waarschuwingsgrenzen zijn per apparaat verschillend. Ze kunnen
aan de eisen van de te koelen materialen worden aangepast.
De waarden voor de temperatuurwaarschuwingsgrenzen zijn stan-
daard ingesteld en voldoen aan de geldende DIN-normen voor het
apparaat.
Aanbevolen temperatuurwaarschuwings-
grenzen
De temperatuurwaarschuwingsgrenzen mogen niet
dezelfde waarde hebben als de ingestelde tempe-
ratuur.
De temperatuurgrenzen als volgt instellen:
–
Bovenste temperatuurwaarschuwingsgrens:
ten minste 3 °C hoger dan de ingestelde tem-
peratuur
–
Onderste temperatuurwaarschuwingsgrens:
ten minste 3 °C lager dan de ingestelde tempe-
ratuur
Koel-/vrieskast LABO-serie
Ä Hoofdstuk 6.2.2.2 "Temperatuur-
Ingebruikname
37