Productbeschrijving
5
Functie
9
8
7
1
Motor
2
Vacuüm voor de afzuigmachine
3
Scheiding
4
Afzuigingang
5
Pompwiel
6
Scheidingsrotor
7
Vloeistoffenuitgang
8
Afvoerklep
9
Ontluchtingsklep
5.1
Scheiding
Telkens als de zuigslang uit het slangophangsysteem wordt genomen, worden de CS 1 Combi-Sepa-
matic en de zuigmachine gestart.
In de inlaataansluitstukken worden de vermenging van de afgezogen vloeistof-lucht versneld en de
separatie met een wentelvormige beweging gestimuleerd. Centrifugaalkrachten die ontstaan, slingeren
de afgezogen bestanddelen tegen de buitenwand. De lucht wordt voortdurend van de vloeistof geschei-
den en ontwijkt via de draaiende scheidingsrotor naar de afzuigmachine.
Via de door de motor aangedreven scheidingsrotor wordt de zuiglucht blootgesteld aan hoge centrifu-
gaalkrachten, waardoor ervoor wordt gezorgd, dat geen vloeistof of bloedschuim in de afzuigmachine
wordt meegevoerd.
De wentelvormige beweging leidt de afgescheiden vloeistof voortdurend naar het pompwiel dat de
vloeistof via de afvoerklep naar het centrale rioolstelsel pompt.
De ontluchting gebeurt via de ontluchtingsklep. Als tijdens een storing vloeistof in het ontluchtingsge-
bied naar boven wordt gedwongen, sluit de ontluchtingsklep automatisch.
5.2
Plaatskeuzeklep
De plaatskeuzeklep onderbreekt de zuigstroom tussen het slangophangsysteem en de afzuigmachine.
Zodra een zuigslang uit het slangophangsysteem wordt genomen, wordt een plaatskeuzeklep geopend
en de zuigstroom vrijgegeven.
Bij verschillende types is al een plaatskeuzeklep in de CS 1 ingebouwd. Een externe plaatskeuzeklep
kan elektrisch via de CS 1 worden aangestuurd.
12
|
NL
1
2
3
4
5
6
7117100094L14
2208V002