In bedrijf stellen
De configuratie van de veldbuscommunicatie kan
afhankelijk van de busmodulevariant (BCM..B2 of
BCM..B4) via de engineering-tool van het automati-
seringssysteem of via BCSoft plaatsvinden.
▷ Downloaden van de bedieningshandleiding en
software voor BCSoft via www.docuthek.com.
Voor de communicatie tussen BCSoft en bestu-
ringseenheid via Ethernet de codeerschakelaar-
stand (001 tot FEF) op de BCM controleren.
▷ Binnen het veldbussysteem mag elke codeer-
schakelaarstandcombinatie slechts 1x aanwezig
zijn.
▷ Elke apparaatnaam/netwerknaam en elk IP-
adres mag slechts 1x binnen het veldbussysteem
toegekend worden.
▷ Met de deelnemer-knippertest kan een apparaat
binnen het veldbussysteem geïdentificeerd wor-
den (display toont omlopende 00).
▷ Aanwijzingen voor de inbedrijfstelling van de be-
sturingseenheid, zie de bedieningshandleiding
BCU 56x, 580, BCU 570 of FCU 500.
BCM..B (Profinet)
WAARSCHUWING
Ontploffingsgevaar! De BCM en de besturings-
eenheid (BCU/FCU) pas voor werking vrijgeven,
wanneer de correcte parameterinstelling en be-
drading en de optimale verwerking van alle in- en
uitgangssignalen gewaarborgd zijn.
Bij gestoorde of onderbroken buscommunicatie,
bij ongeldige communicatiegegevens of tijdens het
initialiseren worden de door de Profinet-controller
ontvangen signalen als "0" geïnterpreteerd. Wordt
de besturingseenheid ondertussen via de ingangen
op de klemmen 1 tot 4, klem 44 (menox) of klem 50
(spoelen) aangestuurd, dan volgt de gebruikelijke
programmaloop.
▷ Alle apparatuur-specifieke parameters voor de
besturingseenheid (BCU/FCU) zijn in het stam-
gegevensbestand (GSD) opgeslagen: down-
load het stamgegevensbestand (GSD) via
www.docuthek.com.
▷ De GSD in de engineering-tool van het automa-
tiseringssysteem inlezen en een netwerkconfigu-
ratie uitvoeren.
▷ De nodige stappen zijn te vinden in de handlei-
ding van de engineering-tool.
Spanning op de besturingseenheid aanleggen.
▷ Indien het display op de besturingseenheid
knippert en
3
toont, is de buscommunicatie
verkeerd geconfigureerd, zie daartoe ook pa-
gina 6 (Hulp bij storingen).
De buscommunicatie configureren.
▷ Via de engineering-tool van het automati-
seringssysteem: de apparaatnaam voor de
besturingseenheid invoeren.
▷ Via BCSoft: de netwerknaam, het IP-adres, het
subnet-venster en de standaard gateway voor
de besturingseenheid invoeren.
▷ Pas na het invoeren van de apparaatnaam/net-
werknaam wordt de besturingseenheid in het
Profinet-IO-systeem eenduidig geïdentificeerd.
▷ Op de besturingseenheid moet parameter 80
op 1 of 2 ingesteld zijn, opdat voor de BCM
een apparaatnaam/netwerknaam ingevoerd kan
worden, zie daartoe pagina 5 (Parameter 80).
BCM..B4 (Modbus TCP)
WAARSCHUWING
Ontploffingsgevaar! De BCM en de besturings-
eenheid (BCU/FCU) pas voor werking vrijgeven,
wanneer de correcte parameterinstelling en be-
drading en de optimale verwerking van alle in- en
uitgangssignalen gewaarborgd zijn.
Bij een gestoorde of onderbroken buscommunica-
tie kan de besturingseenheid verder via de ingan-
gen op de klemmen 1 tot 4, klem 44 (menox) of
klem 50 (spoelen) aangestuurd worden. Dan volgt
de gebruikelijke programmaloop.
Spanning op de besturingseenheid aanleggen.
▷ Indien het display op de besturingseenheid
knippert en
verkeerd geconfigureerd, zie daartoe ook pa-
gina 6 (Hulp bij storingen).
De buscommunicatie met BCSoft configureren.
▷ De netwerknaam, het IP-adres, het subnet-
venster en de standaard gateway voor de be-
sturingseenheid invoeren.
▷ Op de besturingseenheid moet parameter 80
op 1 of 2 ingesteld zijn, opdat voor de BCM
een netwerknaam ingevoerd kan worden, zie
daartoe pagina 5 (Parameter 80).
NL-4
3
toont, is de buscommunicatie