3.5
Productidentificatie
Typeplaat
De typeplaat bevat vermogensgegevens, autorisatiegegevens
en het serienummer van het product.
De typeplaat bevindt zich aan de achterkant van het product.
3.6
Geluidsinformatie
Het toestel produceert tijdens bedrijf geluiden die normaal zijn
en daarom bekend moeten zijn bij de gebruiker.
Ruisend luchtgeluid
Aan de bovenkant van het toestel is het geluid van door de ven-
tilator verplaatste ruisende lucht te horen.
Gorgelen/sissen
Een zacht gorgelend of sissend geluid is normaal tijdens bedrijf.
Dit wordt veroorzaakt door de stroming van het koudemiddel.
Hoog geluid
Hoogrendement compressoren kunnen een hoog geluid produ-
ceren tijdens werking. .
Echter, wanneer het toestel trilt en geluid maakt vanwege de
trillingen, moet worden gewaarborgd, dat het toestel is opge-
steld op een horizontale ondergrond.
4
Installatie
4.1
Installatielocatie
•
Het toestel moet worden geïnstalleerd en gebruikt in een
ruimte met een vloeroppervlak van minimaal 12 m².
•
Het toestel moet worden geïnstalleerd op een toegankelijke
locatie voor installatie, reparatie en onderhoudswerkzaam-
heden.
•
Waarborg dat de installatielocatie geschikt is om het ge-
wicht van het toestel en trillingen te dragen.
•
Waarborg dat de omgeving goed is geventileerd.
•
Waarborg dat het toestel stabiel en waterpas staat om ge-
luid en trillingen te minimaliseren.
•
Houd een minimale afstand aan van 60 cm tot wanden en
obstakels.
•
Bedek de luchtinlaten en luchtuitlaten van het toestel niet.
•
Vermijd plaatsen met lawaai en resonantie.
•
Vermijd plaatsen met krachtige kunstmatige elektrische/
magnetische velden.
•
Vermijd extreme natuurlijke omstandigheden (bijv. krachti-
ge zanderige wind, direct zonlicht of hete warmtebronnen).
Cool 4000 – 6721875497 (2023/09)
•
De omgevingstemperatuur moet tussen 16-35 °C liggen.
•
Bescherm de ruimte tegen directe zonnestraling door ge-
deeltelijk sluiten van gordijnen of zonwering waardoor het
toestel efficiënter wordt.
•
Vermijd plaatsen met brandbare of explosieve gaslekkage
of waar agressieve gassen aanwezig zijn.
•
De stekker moet goed toegankelijk zijn na de installatie.
4.2
Omgaan met de geïntegreerde afvoerslang
De afvoerslang is geïntegreerd aan de achterkant van het toe-
stel om eenvoudige handling en opslag te waarborgen. In klima-
tiseringsmodus en, indien nodig, in ontvochtigingsmodus,
moet de afvoerluchtslang worden gebruikt om de warme lucht
af te voeren.
•
Trek, voor het verlengen van de slang, deze naar boven tot
de gewenste lengte.
•
Druk het naar beneden om terug te gaan naar de initiële po-
sitie.
Afb. 4
Buig of strek de uitlaatslang niet zomaar. Dit heeft invloed op
het koelrendement. Echter, de slang kan wel voorzichtig wor-
den samengedrukt of gestrekt passend bij de installatie-om-
standigheden.
De slang kan worden ingedrukt tot 300 mm minimaal en uitge-
rekt tot maximaal 1500 mm. Het verdient aanbeveling de
slanglengte zo kort mogelijk te houden.
Installatie
0010048825-001
7