3. Draai de klep omhoog om waspoeder
te gebruiken.
4. Draai de klep omlaag om vloeibaar
wasmiddel te gebruiken.
1
2
Met de klep in de stand
OMLAAG:
• Gebruik geen
geleiachtige of
dikvloeibare
wasmiddelen.
• Giet niet meer
vloeibaar wasmiddel
in het vakje dan de
limiet op de klep.
• Stel de voorwasfase
niet in.
• Stel de uitgestelde
start niet in.
5. Doseer het wasmiddel en de
wasverzachter.
6. Sluit de wasmiddeldispenserlade
zorgvuldig.
Zorg ervoor dat de klep geen verstopping
veroorzaakt wanneer u de lade sluit.
11.5 Een programma kiezen
1. Draai de programmaknop op het
gewenste wasprogramma. Het
bijbehorende controlelampje gaat
branden.
Het controlelampje van de knop Start/
Pauze
knippert.
Het display toont een indicatieve
programmaduur, de maximale
aangegeven lading voor het ingestelde
programma (slechts voor een paar
seconden), de standaardtemperatuur, de
standaardcentrifugeersnelheid en de
wasfaseaanduidingen (indien
beschikbaar).
2. Om de temperatuur en/of de
centrifugesnelheid te wijzigen, raak je
de bijbehorende toetsen aan.
3. Stel indien gewenst een of meer
opties in door de desbetreffende
NEDERLANDS
27