4.7
Aansluitingen
4.7.1
Kanalen
4.7.1.1 Beginselen luchtaansluitingen
Fig. 8 Aansluitingen en basisonderdelen van rechts aangesloten units
P P o o s s i i t t i i e e
B B e e s s c c h h r r i i j j v v i i n n g g
Aansluiting toevoerlucht
A
Aansluiting afblaaslucht
B
Aansluiting buitenlucht
C
Aansluiting afvoerlucht
D
1
Ventilator toevoerlucht
2
Ventilator afvoerlucht
3
Filter toevoerlucht
4
Filter afvoerlucht
5
Warmtewisselaar
6
Elektrische schakelkast
Bypassklep buitenlucht
7
Druktransmitter ventilatoren (accessoire)
8
Drukbewaking filter
9
Naverwarmingsbatterij
10
Reset handbediende oververhittingsbeveiliging (EL-units)
11
12
Differentiaaldruksensor – luchtstroom
Differentiaaldruksensor – ontdooiing
13
4.7.1.2 Condensatie en warmte-isolatie
Buitenlucht- en afvoerkanalen moeten altijd goed worden geïsoleerd om condensatie tegen te gaan. Met name rond
kanalen die direct op de unit zijn aangesloten, is isolatie erg belangrijk. Alle kanalen in koude ruimtes/gebieden moeten
goed worden geïsoleerd. Gebruik een isolatie (minimaal 100 mm mineraalwol) met plastic dampwering. In ruimtes met
in de winter zeer lage buitentemperaturen moet extra isolatie worden aangebracht. De totale dikte van de isolatie moet
minimaal 150 mm zijn.
12591713 | A006
Installatie |
S S y y m m b b o o o o l l
15