6 Ingebruikname
▶
Klem de aansluitleiding van de collectortemperatuurvoe-
ler aan de klemmen (2) aan.
▶
Klem de aansluitleiding van de boilertemperatuursensor
(optioneel) aan de klemmen(3) aan.
Voorwaarden: Bivalente boiler met eBUS-verbindingskabel
▶
Sluit de boilertemperatuurvoeler aan op de CV-ketel.
▶
Voer de aansluitleidingen van de collectortemperatuur-
voeler en de eBUS-kabel van de systeemthermostaat
door de kabeldoorvoering.
▶
Klem de aansluitleiding van de collectortemperatuurvoe-
ler aan de klemmen (2) aan.
▶
Klem de eBUS-leiding van de systeemthermostaat aan
de klemmen (1) aan.
Voorwaarden: Monovalente boiler met bypassklep
▶
Installeer de boilertemperatuurvoeler op de warmwater-
aanvoer.
▶
Voer de aansluitleidingen van de collectortemperatuur-
voeler en de boilertemperatuurvoeler door de kabeldoor-
voering.
▶
Klem de aansluitleiding van de collectortemperatuurvoe-
ler aan de klemmen (2) aan.
▶
Klem de aansluitleiding van de boilertemperatuurvoeler
aan de klemmen (3) aan.
5.8.3
Netaansluitleiding plaatsen
Opgelet!
Beschadigingsgevaar door verkeerde
aansluitspanning!
▶
Zorg ervoor dat de nominale spanning van
het stroomnet 220-240 V bedraagt.
Aanwijzing
Als impulsachtige foutstromen als gevolg van kort-
stondige netoverspanningen en ongelijkmatige
fasebelasting bij inschakelbewerkingen optreden,
dan raden we pulsstroomgevoelige FI-veiligheids-
schakelaars van het type AC/DC-gevoelige FI-
veiligheidsschakelaars van het type B in kortetijd-
vertraagde uitvoering (VSK) aan.
1.
Sluit het product via een vaste aansluiting en een al-
polige scheidingsinrichting met minstens 3 mm con-
tactopening (bijv. zekeringen of vermogensschakelaar)
aan.
14
2.
Let erop dat de op de boiler gemonteerde temperatuur-
begrenzer direct is geïntegreerd in de fase van de net-
aansluitleiding. Schakel het product daarom spannings-
vrij en verbind de aansluitstekker van het product met
de aansluitstekker van de af fabriek voorgemonteerde
temperatuurbegrenzer. Anders is het product niet vol-
doende aangesloten op het elektriciteitsnet.
3.
Zorg er bij het maken van de steekverbinding voor, dat
de buitenste vleugels van de vrouwelijke bus in de neu-
zen van de mannelijke stekker grijpen.
5.9
Installatie afsluiten
5.9.1
Elektrische installatie controleren
▶
Controleer na afsluiting van de elektrische installatie de
tot stand gebrachte aansluitingen op vastheid en vol-
doende isolatie.
5.9.2
Frontmantel monteren
1.
Plaats de frontmantel van voren tot aan de aanslag.
2.
Zorg ervoor dat er geen kabels ingeklemd worden of
met hete componenten in aanraking komen en dat de
zonneregelaar in de opening vergrendeld is.
3.
Beveilig de frontmantel met de schroef.
4.
Monteer de afscherming.
6
Ingebruikname
Om het product in gebruik te nemen, moet u de boiler, het
zonnecircuit en evt. het CV-circuit vullen, de installatie op
dichtheid controleren, de installatieassistent doorlopen en
evt. instellingen aan andere systeemcomponenten (bijv. aan
de systeemthermostaat) uitvoeren.
Installatie- en onderhoudshandleiding GHS 8 0020206876_01