De maaimachine heeft 3 rijsnelheden. 1 is langzaam, 2
is medium en 3 is snel. De rijsnelheidshendel bevindt
zich aan de achterzijde van de drijfriemkap (Figuur 14).
Opmerking: U kunt de snelheid variëren door
de afstand tussen bedieningsstang en handgreep te
vergroten of te verkleinen. Laat de bedieningsstang
zakken om de maaimachine af te remmen als u
een bocht maakt of de machine te snel voor u
gaat. Als u de bedieningsstang te veel laat zakken,
stopt de zelfaandrijving van de maaimachine. Duw
de bedieningsstang naar de handgreep toe om de
snelheid te verhogen. Wanneer de bedieningsstang
dicht tegen de handgreep is aangedrukt, beweegt de
maaimachine zich voort met de maximale snelheid. Zet
de rijsnelheidshendel in de neutraalstand wanneer u de
maaimachine gebruikt om te trimmen en wanneer u
deze onbeheerd achterlaat.
Afsluiter van uitwerpkanaal
gebruiken
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
2. Plaats de afsluiter; zie De afsluiter van het
uitwerpkanaal monteren.
3. Om de afsluiter te verwijderen, beweegt u de
handgreep van het afvoerdeurtje naar achteren en
trekt u de veerklem op de bodem van de afsluiter
omhoog. Als de afsluiter ontgrendeld is, trekt u hem
uit het uitwerpkanaal.
Opmerking: Als het gras dik en sappig is, kan het
maaisel zich opeenhopen op en rond de afsluiter.
Dit kan verwijdering van de afsluiter bemoeilijken.
Na elk gebruik moet u de afsluiter grondig reinigen.
Mesremkoppeling controleren
Controleer de bedieningstang van het maaimes voor elk
gebruik om ervoor te zorgen dat de mesremkoppeling
naar behoren werkt.
Normale Test
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
2. Plaats de maaimachine op een verhard oppervlak
uit de wind.
3. Zet alle vier wielen op de maaihoogtestand van
64 mm (Figuur 21).
4. Zet de rijsnelheidshendel in de neutraalstand (N).
5. Neem een stuk krant en maak hiervan een prop die
onder het maaidek gaat (met een doorsnede van
76 mm), zoals wordt getoond in Figuur 16.
1. 13 cm
6. Plaats een prop krantenpapier 13 cm vóór de
maaimachine (Figuur 16).
7. Start de motor.
8. Zet de bedieningsstang omlaag in de laagste positie
(Figuur 17).
9. Trek de bedieningsstang omhoog tot ongeveer
2,5 cm onder de handgreep; zie positie A in
Figuur 18.
Opmerking: Als u het geluid van een
ronddraaiende ventilator hoort, betekent dit dat het
maaimes draait.
16
Figuur 16
Figuur 17