8.5
Controle ontsteekpenafstand
Indien de ontsteekpenafstand gecontroleerd dient te worden,
bijvoorbeeld omdat een storingsanalyse dit aangeeft, ga dan
als volgt te werk:
1. Schakel het toestel uit.
2. Neem de steker uit de wandcontactdoos.
3. Sluit de gaskraan.
4. Draai de twee schroeven links en rechts onder het toestel
los en demonteer het frontpaneel, zie §4.2.1.
5. Wacht tot het toestel is afgekoeld.
6. Neem de connector van de ventilator los.
7. Neem de koppeling onder het gasblok los.
8. Schroef de borstbouten (inbus) van de voorplaat los en
neem deze compleet met gasblok en ventilator naar voren
toe weg (let op dat de brander, isolatieplaat, gasblok,
gasleiding en de ventilator niet beschadigen). Leg de
afgenomen voordeksel met de voetsteunen horizontaal op
een vlakke ondergrond.
9. Plaats nu de controlemal tegen de wisselaar aan, zoals
getoond in afbeelding 1. Let hierbij goed op de positie van
de kleine rechthoekige uitsparing in de mal. Zorg ervoor
dat de uitsparing bij de ontsteekpen zit.
10. Schuif de mal nu voorzichtig langs de ontsteekpen. De pen
mag de mal niet raken.
11. Draai de mal 180° zoals getoond in afbeelding 2.
12. Plaats de mal weer opnieuw tegen de wisselaar aan, zoals
getoond in afbeelding 3. Let hierbij weer goed op de positie
van de kleine rechthoekige uitsparing.
13. Schuif de mal weer voorzichtig langs de ontsteekpen. De
pen moet de mal nu wel raken. De ontsteekpenafstand is
correct indien beide situaties voldoen.
Indien één of allebei de situaties niet voldoen is het
noodzakelijk de ontsteekpen te vervangen.
Voer, na het vervangen van de ontsteekpen, nogmaals de
bovenstaande controle uit.
14. Monteer de voorplaat. Draai de borstbouten gelijkmatig
kruislings aan (10-12 Nm), zie §9.3. Monteer de
gaskoppeling onder het gasblok. Monteer de connector op
de ventilator.
15. Open de gaskraan en controleer de gaskoppelingen onder
het gasblok op lekkage.
16. Stop de steker in de wandcontactdoos.
17. Schakel het toestel in en controleer de goede werking van
het toestel.
18. Monteer de mantel en draai de twee inbusschroeven links
en rechts onder het toestel vast, zie §4.2.1.
54
1
2
3