BELANGRIJK
►
Voorbeeld (Aardgas 2EK – G25.3)
►
E. Ga, indien de laaglast meting buiten de in tabel 3a of 3b
genoemde grenzen valt, door naar §7.4.3 om het gasblok
opnieuw in te stellen. Indien de instelling correct is, vervolg
dan met stap F.
F. Monteer de voormantel en zet de 2 schroeven handvast.
Controleer de CO waarde bij laaglast. Wacht tot de uitlezing
van de CO waarde stabiel is. De maximaal toegestane CO
meetwaarde is 160 ppm.
G. Schakel het toestel in op hooglast. Tik hiervoor op de
service toets
de hoofdletter H H op het rechter display verschijnt.
Controleer de CO waarde bij hooglast. Wacht tot de
uitlezing van de CO waarde stabiel is. De maximaal
toegestane CO meetwaarde is 160 ppm.
H. Schakel het toestel uit.
I. Verwijder de meetprobe van de rookgasanalyzer uit het
rookgasmeetpunt en breng de afdekdop weer zorgvuldig
aan op de adapter boven het toestel.
J. Controleer de rookgaszijdige afdichtingen van het toestel en
het rookgasafvoersysteem.
K. Schakel het toestel weer in.
L. Controleer de gasdichtheid van het rookgasmeetpunt.
M. Sluit de warmwater kraan.
46
De gasluchtregeling is correct ingesteld
als de gemeten waarde op laaglast
binnen de aangegeven boven- en
ondergrenzen valt. Bijstellen van de
gasluchtregeling is in dat geval niet
nodig. De instelling bij laaglast dient
bijgesteld te worden volgens de in §7.4.3
omschreven methode indien de gemeten
waarde buiten de aangegeven grenzen
ligt.
Tijdens hooglast is een O
gemeten van 4.0%. In dat geval moet de
laaglast O
(L) meetwaarde zich bevinden
2
tussen de gemeten hooglast meetwaarde
van 4.0% (ondergrens) en de in tabel
3a aangegeven bovengrens van 6.05%.
Indien een laaglast O
(L) meetwaarde
2
gemeten wordt groter dan 6.05% of
kleiner dan 4.0% dient bijstelling plaats
te vinden.
en tik 2x op de plus toets
(H) waarde
2
totdat