14
6. Meten
6.
Meten
Dit hoofdstuk beschrijft de handelingen die bij het
uitvoeren van metingen met dit product vereist zijn.
Het instrument is ingeschakeld en bevindt zich in de
3
meetweergave.
Meting uitvoeren:
ã
Voeler positioneren en meetwaarde aflezen.
ä
Bij ingeschakelde Auto Hold functie:
De functie Auto Hold is alleen bij een vaste voeler
actief.
- Auto Hold knippert tijdens de meting.
- Wanneer de meetwaarde binnen de ingestelde
beoordelingstijd stabiel is klinkt er een signaal en
de meetwaarde wordt vastgehouden.
ä
Bij ingeschakelde alarmfunctie en een overschrijding
van de grenswaarde:
- Alarm licht op en een toon klinkt.
- Wanneer de meetwaarde weer tussen de
grenswaarden ligt, stopt het alarm.
Meetkanaalweergave wisselen:
ã
Er kan tussen de weergave van de vaste voeler en de
radiografische voeler gewisseld worden. ( ).
Om van weergave te wisselen:
ä
Meetwaarde vasthouden, maximaal- /minimaalwaarde
ã
weergeven:
De actuele meetwaarde kan vastgehouden worden. De
maximaal- en minimaalwaarde (sinds de laatste keer
inschakelen van het instrument) kunnen weergegeven
worden.
Met
de meting opnieuw starten.
indrukken.