b) Datalogger beëindigen.
Om de functie te beëindigen houdt u de Rec- toets (3-4) 2 sec. lang ingedrukt. Het REC
symbool verdwijnt van het display.
6.4 Tijd informatie
In de normale meetmodus, dus zonder datalogger functie, kunt u met behulp van de TIME- toets (3-
7) de tijdinformatie controleren. Het display toont u dan de tijd (uren/minuten/seconden). Wanneer
u de toets nogmaals indrukt verschijnt de datum (jaar/maand/dag). Met een hernieuwde druk op de
TIME- toets gaat u terug naar de normale meetmodus.
6.5 Data informatie
In de normale meetmodus, dus zonder datalogger functie, kunt u met behulp van de Logger- toets (3-
8) de opname-interval controleren. Onderin het display wordt de opname-interval in seconden
weergegeven. Daarom wordt deze toets ook wel aangeduid als de „Sampling check" toets.
6.6 SD-geheugenkaart
1. Wanneer u de SD-kaart voor de eerste keer in het apparaat plaatst, maakt het apparaat
een map aan op de SD-kaart met de naam: PHA01.
2. Wanneer u de datalogger functie voor de eerste keer start maakt het apparaat een
bestand aan in de map PHA01 met de naam: PHA01001.xls. In dit bestand worden
daarna de gegevens opgeslagen. Zodra in dit bestand 30.000 gegevens zijn opgeslagen
wordt een nieuw bestand aangemaakt. Dit bestand krijgt dan de naam PHA01002.xls.
3. Wanneer in de map PHA01 99 bestanden zij opgeslagen, maakt het apparaat een nieuwe
map aan met de naam: PHA02.
4. Hiermee ontstaat de volgende opslagstructuur:
PHA01\
PHA01001.xls
PHA01002.xls
...
...
PHA01099.xls
PHA02\
PHA02001.xls
PHA02002.xls
...
...
PHA02099.xls
PHAXX\
...
Opmerking: XX is max. 10.
GEBRUIKSAANWIJZING pH-Meter PCE-228
13