3 | Productbeschrijving
3.3.7
Besturingstechnische vereisten
3.3.7.1
Algemene besturingstechnische vereisten
▪ De Spancilinder kan in stilstand of onder rotatie worden gespannen en
gelost.
▪ Bij rotatie met spanning van een werkstuk moet hydraulische aansluiting
"A" of "B" permanent met ten minste 8 bar onder druk worden gezet
(afhankelijk van de hydraulische aansluiting die wordt gebruikt om het
werkstuk te spannen).
LET OP:
Dit dient ook om de smering van de lagers te handhaven en drooglopen
te voorkomen.
▪ Bij rotatie over een langere periode zonder spanning van een werkstuk
moet om de ca. 15 min, afwisselend op hydraulische aansluiting "A" en
"B", een smeerimpuls van ca. 5 s bij 5 bar hydraulische druk worden
uitgevoerd.
LET OP:
Dit dient ook om de smering van de lagers te handhaven en drooglopen
te voorkomen.
▪ Een koude start van de spancilinder is vanaf een omgevingstemperatuur
(machine, Spancilinder en hydraulische olie) van 20 °C toegestaan.
Daarbij mag de Spancilinder alleen met een laag of gemiddeld toerental
roteren.
▪ Pas wanneer de hydraulische olie op de bedrijfstemperatuur is ge-
bracht, mag de Spancilinder met maximaal toerental worden bediend.
▪ Bij afnemende of plotseling dalende hydraulische druk moet de bewer-
king van het werkstuk onmiddellijk worden stopgezet en moet de Span-
cilinder binnen 1 minuut tot stilstand worden gebracht.
▪ Bij een stroomuitval in de machine en daarna terugkerende stroom mag
de actuele schakelstand niet worden gewijzigd.
▪ Drukloos schakelen van de spancilinder bij een gespannen werkstuk is
niet toegestaan.
34 / 84
FORTO-H NL