■ Controles na de installatie
Als u de installatie hebt voltooid, controleer dan de volgende punten met behulp van de checklist voordat u
de stroom aanzet.
Zorg ervoor dat eventuele gebreken verholpen worden. (Functies die niet werken zoals hoort of als de
veiligheid niet gegarandeerd is.)
Zijn het product en het leidingwerk aan de binnenkant van de isola-
tielaag/luchtdichte laag geïnstalleerd?
Installatie
Is het product binnen ± 1° van horizontaal geïnstalleerd?
van het
product
Is er voldoende werkruimte aanwezig?
* Zie 3.2 Werkruimte (vereiste ruimte rondom het product) in 3. Voor-
beelden van een standaardinstallatie.
Is de leiding van de buitenzijde geïnstalleerd met een helling van
1/30 of meer naar buiten toe om te voorkomen dat regenwater
binnendringt?
Zitten er metaalresten of andere vreemde voorwerpen (bijvoorbeeld
papier of plastic) in het product of in de leidingen?
Leidingaansluitingen
Zijn leidingen tot helemaal aan de basis geïsoleerd?
* Zie Leidingwerk/ 2. Isolatie in 4. Installatieprocedure.
Zijn de leidingen correct op het product aangesloten? (Luchtlekken
leiden tot condensatie.)
Zijn de afvoerleidingen aangesloten aan de binnenkant van de
isolatielaag?
Is de afvoerleiding helemaal tot het einde geïsoleerd?
Afvoerleidingen
Bevindt het einde van de afvoerleiding zich in de dakgoot?
Is de eindopening verticaal omlaag gericht zodat water goed wordt
afgevoerd?
Is de voedingsspanning correct?
Bedrading
Is de bedrading hetzelfde als in het bedradingsschema?
Is de aardkabel correct aan de schroef bevestigd?
Controlepunt
Ned-26
Oplossing voor probleem
Installeer deze aan de
binnenkant van de isolatielaag/
luchtdichte laag.
Installeer het binnen ± 1° van
horizontaal
Zorg voor de vereiste werkruimte
Installeer de leiding geheld
Verwijder vreemde voorwerpen.
Breng isolatie aan
Sluit de leidingen stevig aan
Sluit de afvoerleidingen aan de
binnenkant van de isolatielaag
aan
Isoleer tot het einde van de
afvoerleiding
Deze bevindt zich niet in de
dakgoot
Richt de opening omlaag zodat
water goed wordt afgevoerd
Gebruik voeding van 220 tot
240 V.
Breng de bedrading aan zoals in
het bedradingsschema
Sluit de aardkabel correct aan
Controle