16. Plaats het optische station terug (zie
17. Plaats de vaste schijf terug (zie
18. Plaats de geheugenmodule(s) terug (zie
19. Plaats de moduleplaat terug (zie
20. Plaats de batterij terug (zie
VOORZICHTIG:
voordat u de computer aanzet, moet u alle schroeven opnieuw aanbrengen en vastzetten en controleren of er geen losse
schroeven in de computer zijn achtergebleven. Als u dit niet doet, loopt u het risico dat de computer beschadigd raakt.
21. Zet de computer aan.
OPMERKING:
nadat u de systeemkaart hebt vervangen, voert u het serviceplaatje van de computer in het BIOS van de vervangende systeemkaart in.
22. Voer het serviceplaatje in (zie
Het serviceplaatje invoeren in het BIOS.
1. Controleer of de netadapter is aangesloten en of de hoofdbatterij goed is geïnstalleerd.
2. Zet de computer aan.
3. Druk tijdens de POST op F2 om het System Setup-programma te openen.
4. Blader naar het Tabblad Beveiliging en typ het serviceplaatje in het veld Serviceplaatje instellen.
Terug naar inhoudsopgave
Het optische station
terugplaatsen).
De vaste schijf
plaatsen).
De geheugenmodules
De moduleplaat
terugplaatsen).
De batterij
terugplaatsen).
Het serviceplaatje invoeren in het
terugplaatsen).
BIOS.).