DHW 300 - DHW 300+
4
Opstelling
4.1 Montageplaats
Criteria voor de locatie van het toestel:
De sanitairwater-warmtepomp moet in een vorstvrije en
droge ruimte worden opgesteld.
De opstelling en de luchtaanzuiging mogen verder niet in
ruimtes plaatsvinden, waar door gassen, dampen of stof
ontploffingsgevaar bestaat.
Om vochtschade aan binnenwanden te voorkomen is goede
thermische isolatie tussen de ruimte waar de uitgeblazen
lucht heengeleid wordt en de aangrenzende woonruimtes
raadzaam.
Voor het condenswater moet er een waterafloop (met sifon)
voorhanden zijn.
De aangezogen lucht mag niet overmatig verontreinigd
resp. sterk met stof belast zijn.
De ondergrond moet voldoende draagvermogen hebben
(gewicht
van
gevulde
420 kg!).
Voor een storingsvrije werking, evenals voor onderhouds- en re-
paratiewerkzaamheden moeten links en rechts van het toestel
minimum afstanden van 0,6 m open blijven (zie afbeelding). De
verbinding naar de sanitairwater-warmtepomp wordt (optioneel)
tot stand gebracht met geïsoleerde luchtleidingen met een bin-
nendiameter van DN 160, die in totaal niet langer dan 10 m
mogen zijn.
Voor een stillere werking in geval de luchtleidingen niet worden
gebruikt, kan aan de uitlaatzijde een naar onder gericht EPP-
bochtstuk van 90° worden gebruikt (zie afbeelding)
(33ERFKW DFFHVVRLUH
PLQ P
%HGLHQLQJV]LMGH
4.2 Opstelling
Verwijder de drie schroeven voor de transportbeveiliging
(M12-schroeven die de pallet met het toestel verbinden)
vanaf de onderkant van de pallet.
Verwijder de pallet en monteer de drie standvoeten (M12 –
in plastic zakje dat aan de nippel van de boilerbuis is beves-
tigd).
Plaats de sanitairwater-warmtepomp en stel deze met be-
hulp van de standvoeten loodrecht af! Draai vervolgens de
contramoeren van de standvoeten vast.
NL-6
sanitairwater-warmtepomp
ca.
PLQ P
451905.66.01 · FD 9506
5
Montage
5.1 Aansluiting van de
waterleidingen
De wateraansluitingen (zie afmetingen, hoof. 1 op pag. II) bevin-
den zich aan de achterzijde.
OPMERKING
Circulatieleiding
Energetisch gezien gaat de voorkeur uit naar een uitvoering zonder
circulatieleiding. Bij het aansluiten van een circulatieleiding voor het
sanitairwaterverdeelsysteem dient deze, om onnodig energieverlies te
voorkomen, door een ventiel of dergelijk mechanisme afsluitbaar
gemaakt te worden. De circulatie wordt afhankelijk van het gebruik
vrijgegeven (naar tijd of behoefte geregeld).
De nominale diameters van de leidingen voor het sanitair ter
plaatse dienen te worden vastgesteld op basis van de beschik-
bare waterdruk en het verwachte drukverlies in het buisleidings-
systeem.
De technische regels voor de drinkwaterinstallatie moeten in
acht worden genomen. De nominale diameters van de leidingen
voor het sanitair ter plaatse dienen met inachtneming van de ge-
bouwspecifieke eisen te worden vastgesteld en conform de gel-
dende richtlijnen en voorschriften te worden uitgevoerd. Eventu-
eel
vereiste
veiligheidsinrichtingen
drukontlastingsventielen moeten specifiek worden geïnstalleerd.
De waterleidingen kunnen vast of flexibel worden uitgevoerd. Let
op het corrosiegedrag van het gebruikte materiaal in het buislei-
dingssysteem, om schade door corrosie te voorkomen (zie para-
graaf Inbedrijfstelling).
OPMERKING
Aansluitingen sanitairwater, koud water, circulatie:
In deze buisnippels bevindt zich kunststof inzetmateriaal, dat als
corrosiebescherming (speciaal van de kopse vlakken van de buisnippels)
dient. Dit kunststof inzetmateriaal blijft na de montage van de
waterleidingen in positie.
ATTENTIE!
!
Zorg ervoor dat bij het leggen van de buizen ter plaatse vervuilingen in
het leidingssysteem worden voorkomen (evt. de leidingen van de
sanitairwater-warmtepomp spoelen alvorens deze aan te sluiten)!
5.2 Aansluiting van de
condensaatleiding
De condenswaterslang is op de achterwand van het toestel door
de ommanteling gevoerd. De condenswaterslang dient zodanig
gelegd te worden dat het (tijdens de werking van de warmte-
pomp) ontstane condenswater ongehinderd kan afvloeien.
Aan het einde van de condenswaterslang bevindt zich een druk-
loos openend lipventiel, dat bij het inkorten van de condenswa-
terslang mee verplaatst moet worden (ventiel kan eenvoudig
worden verwijderd en weer worden aangebracht). Het condens-
water moet in een sifon uitmonden (zie hiervoor ook de onder-
houdsaanwijzing onder 8.1).
zoals
www.dimplex.de