Po: Hiermee kan de voeler afgesteld worden, waardoor met behulp van het programmeren
van een bepaalde waarde, de aangegeven temperatuur kan worden veranderd (SDU12:-
19K...+19K).
PF: Bij een defecte voeler worden de ontdooiingen onderdrukt en de koelcompressoren
wordt niet meer volgens het 'Setpoint' gestuurd, echter volgens met de parameter PF
geprogrammeerde 'aan'- en 'uit' tijd (00...10*10%). De beiden tijden worden telkens in een
cyclus van 10 min. uitgerekend. Bijvoorbeeld, indien PF=06, dan zal de compressor
gedurende deze 10 minuten- cyclus telkens 6 minuten lopen en 4 minuten stilstaan. Voor het
bepalen van deze parameter moet rekening gehouden worden met de voorgeschreven aan- en
uitschakeltijden van de compressor. Deze mogelijkheid voorkomt productschade, indien de
werkelijke temperatuur ten gevolge van een defecte voeler niet gemeten kan worden. De
minimale cyclustijd, waarbij een gebruiker de cyclus niet mag onderbreken, bedraagt 10
minuten.
dt: Geeft het interval in uren aan tussen twee ontdooiperioden ( 01....24 uren); de ontdooitijd
wordt hierbij niet meegenomen. Bij spanningsuitval, stopt de ingebouwde ontdooiklok en
wordt weer geactiveerd, daar waar de onderbreking heeft plaatsgevonden. Een afwijking van
30 minuten is mogelijk.
dd: Geeft de ontdooitijd aan (01...99 minuten).
do: Met de waarde do=01 wordt een ontdooi- optimalisering bereikt. Dit betekent, dat de
perioden die de compressor stilstaat en die minstens gelijk zijn aan de ingestelde ontdooitijd
(dd) als ontdooiingen worden beschouwd. Bijv. dd=20; indien de compressor minstens 20
minuten onderbroken stilstaat, wordt de ontdooiklok weer op nul gezet en daarmee de
eerstvolgende ontdooiing vertraagd. Indien d0=00, wordt deze optimalisatie uitgeschakeld.
dF: Hiermee is het mogelijk de volgende drie aanduidingen gedurende ontdooiingperiode te
kiezen. Als dF=00 wordt door de voeler gemeten temperatuur in de display aangegeven;
indien dF=-1, geeft de display, tot het 'Setpoint' opnieuw wordt bereikt, de aanduiding dF
aan. Indien dF tussen 01 en 99 minuten wordt geprogrammeerd, wordt ook na de
ontdooiingperiode dF in de display aangegeven, totdat de aangegeven tijd verstreken is, mits
het 'Setpoint' niet eerder bereikt wordt.
AL: De laagste alarmdrempel (SDU12: -19°C...SL-9°C...SL).
Ah: De hoogste alarmdrempel (Sh...+99°C).
Ad: Indien deze parameter op –1 wordt geprogrammeerd, is de alarmfunctie geblokkeerd;
indien Ad tussen 00 en 99 minuten wordt ingesteld, wordt zodoende met een alarmvertraging
geprogrammeerd.
Si: (Alleen voor de SDU12). Door middel van het programmeren van een waarde tussen 01
en 99 wordt de te simuleren thermische massa vastgelegd. Indien deze parameter als 00 wordt
ingesteld, geeft het display de momentane temperatuur aan. Naarmate de geprogrammeerde
waarde groter is, neemt ook de temperatuur vertrager toe. Opgemerkt dient te worden dat de
temperatuurcontrole en het alarm op de momentane luchttemperatuur dienen te geschieden.