7.1.3 Vereisten inzake de plaats waar de binnenunit geïnstalleerd wordt
ERLA03DAV3 + EHFH03S18DJ3V
Daikin Altherma 3 R F
4P596806-1B – 2021.12
In omgevingen met omgevingstemperaturen tussen –7°C en –15°C en afhankelijk
van de hoogte van de unit moet soms een bodemplaatverwarming (EKBPHT03D)
worden geplaatst om ervoor te zorgen dat de buitenunit kan blijven werken.
A (m)
2500
2000
1500
1000
500
-15
A Hoogte
T Temperatuur
a Geen speciale installatievereisten
b Onder de 1000 m hoeft geen bodemplaatverwarming te worden geplaatst. Stel
[8-0E]=–15°C in.
c Unit op een hoogte van 1000 m tot 1500 m – bodemplaatverwarming nodig. Stel
[8-0E]=–15°C in.
d Unit op een hoogte van 1500 m tot 2000 m — bodemplaatverwarming nodig en
stel [8-0E]=–15°C in. Als de unit zich binnen de 3 km van meren, vijvers, stromen of
rivieren bevindt, [8-0E]=–7°C.
e De buitenunit kan niet werken onder de –7°C (enkel de back-upverwarming kan
werken). [8-0E]=–7°C.
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken in de
"2 Algemene
veiligheidsmaatregelen" [
▪
De binnenunit is ontworpen om alleen binnen geïnstalleerd te worden en bij de
volgende omgevingstemperaturen:
-
Ruimteverwarming: 5~30°C
-
Ruimtekoeling: 5~35°C
-
Productie van warm tapwater: 5~35°C
▪
Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde ruimte:
Maximum toegestane lengte
tussen de binnenunit en de buitenunit
Minimum toegestane lengte
tussen de binnenunit en de buitenunit
Maximum toegestaan hoogteverschil tussen de binnenunit en
de buitenunit
(a)
De lengte van de koelmiddelleidingen is de lengte van de leidingen gerekend volgens één
richting van de vloeistofleiding.
▪
Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde ruimte:
e
d
a
c
b
-7
-10
-5
0
4
10].
(a)
voor de koelmiddelleidingen
(a)
voor de koelmiddelleidingen
7
Installatie van de unit
|
T (C°)
20 m
3 m
20 m
Uitgebreide handleiding voor de installateur
61